“Mensen maken zich op schuldig aan karaktermoord”
PARAMARIBO - “Mensen maken zich op schuldig aan karaktermoord”, merkt advocaat Irene Lalji op. Zij vindt het erg dat personen haar op beledigden, nadat een foto van haar werd geplaatst als een van de advocaten van ex-minister Gillmore Hoefdraad van Financiën en Planning.
Lalji legt uit dat het recht van vrije meningsuiting er is, want we leven in een rechtsstaat en democratie. “We vergeten echter dat het recht van vrije meningsuiting begrensd is. Het is geen absoluut recht, maar is begrensd door moraal en fatsoen en het Wetboek van Strafrecht namelijk smaad, laster en belediging.” Er was een foto van haar op Facebook waarop personen hebben gereageerd. Zij ervoer de opmerkingen echter als meer dan een belediging. “Als ik aangifte had gedaan tegen de personen, zou er wat
Facebook Facebook
moeten volgen.” Zij onderstreept dat Facebook een medium is geworden waar haat, rassendiscriminatie, smaad, laster, belediging en mensen die niet betalen te schande worden gemaakt. Ook bedrijven worden kapotgemaakt. “Daar moeten wij mee ophouden”, aldus Lalji.
Haar collega Murwin Dubois zegt dat men in het hele spectrum vergeet dat het uitgangspunt van de strafwetgeving is dat eenieder onschuldig is totdat de schuld is bewezen. Volgens hem doet de advocaat er alles aan om te bewerkstelligen dat in zijn overtuiging onschuld vaststaat. “We worden daarvoor gecriminaliseerd. We worden kapotgemaakt en beledigd. Men houdt helemaal geen rekening dat karaktermoord vreselijk is.” Daarom roept Dubois de gemeenschap op om hiermee rekening te houden.
Lalji zegt dat zij geen loyalist is van politieke partijen. “Wij zijn in eerste plaats een mens. Het is karaktermoord waar mensen zich op Facebook aan schuldig maken.” Zij legt uit dat het in de rechtszaal een juridisch spel is, waarbij het OM een dagvaarding uitbrengt waartegen de advocaten excepties mogen opwerpen. De rechter neemt aan het eind in alle objectiviteit een beslissing. “We hebben gekozen voor een rechtsstaat. Ook de advocaat doet haar werk goed omdat zij een eed heeft afgelegd.” Volgens haar maakt de advocaat gebruik van de mogelijkheden in het Wetboek van Strafvordering.
WJ