Björn Rzoska (Groen)
‘Ik heb veel bewondering voor de realisaties van de Vlaamse Beweging’
‘Ik kom uit een apolitiek nest’, zegt Vlaams parlementslid Björn Rzoska (Groen). De historicus van opleiding liep niet via een voorspelbaar parcours de politieke bühne op. Hij zat niet in de jeugdbeweging of niet in een organisatie van ‘ de zuil’. Er waren ook geen familieleden die hem voorgingen. Behalve, in zekere zin, zijn grootvader. Maar dat had eerder een averechts effect. De Plek ‘Mijn grootvader langs moederszijde tekende aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bij de Waffen-SS. Hij sloeg de vaak gebruikte omweg via het Vlaams Legioen over. Dat heet dan een radicale collaboratie. De uiterst zeldzame gesprekken over politiek in de familie verliepen in een heel negatieve sfeer. Zijn collaboratie verstikte ook de politieke discussie bij mijn grootvader langs vaderszijde, die als soldaat actief was in het Pools bevrijdingsleger. Politiek lag zó gevoelig. Toen mijn grootmoeder in de gaten kreeg dat in mij ook een politieke microbe schuilde, waarschuwde ze me uitgebreid: “politiek is een vuil beest”, zei ze dan. Ze heeft zich als moeder van drie kinderen helemaal alleen door de Tweede Wereldoorlog gesparteld. Na de vrijlating van mijn grootvader sloot ze het hoofdstuk politiek radicaal af. De prijs die ze had moeten betalen was te groot.’ ‘Over die zwarte geschiedenis heeft mijn familie lange tijd gezwegen. Het dekseltje bleef zorgvuldig op de pot. Ik heb dat eraf gehaald. Voor mijn thesis deed ik onderzoek naar het kamp in Lokeren, waar mijn grootvader zijn straf heeft uitgezeten. Ik heb mijn grootvader urenlang geïnterviewd. Hij heeft mijn onderzoek getolereerd. Hij juichte het in zekere zin zelfs toe. Mijn grootmoeder niet. Pas toen ze mijn politieke voorkeur ontdekte, begon ze te ontdooien. Mijn vader wilde het boek dat ik erover geschreven heb niet lezen. “Had je niets anders kunnen onderzoeken?”, vroeg hij. Ik heb hem toch een exemplaar opgestuurd.’ ‘Mijn afkomst heeft een gezond Vlaams bewustzijn opgewekt in mij. Niet zozeer mijn grootvader, wel een aantal van mijn ooms en tantes zijn Vlaamsgezind. Zij hadden als ‘kinderen van’ onder de repressie geleden. Ik ben geen Vlaams-nationalist, maar ik heb veel bewondering voor de realisaties van de Vlaamse Beweging. Ik weiger mijn ogen daarvoor te sluiten, uit een soort politieke correctheid, of omdat het niet past bij Groen. Kristof Calvo (federaal parlements
lid voor Groen, red.) pakt wel eens uit met zijn belgitude, dat leidt soms tot spannende discussies. Ik noem het eerder spielerei. De Vlaamse ontvoogding is voor mij geen prioriteit meer.’
De persoon Niet zozeer zijn familie, wel twee onderwijzers blazen het politieke vlammetje bij Rzoska aan. ‘Ik ging naar school in het atheneum van Lokeren. Mijn leraar geschiedenis, Werner Vandenabeele, liep op dat moment rond in de coulissen van de Wetstraat. Hij wilde met de Volksunie een verbreding opzetten, en via Wilfried Martens de doorsteek naar de CVP maken. Dat heb ik pas jaren later ontdekt. Als leerling had ik het raden naar zijn politieke voorkeur. Zo hoort dat ook.’ Behalve de geschiedenisleraar speelde Bruno De Wever, de broer van Bart, een bepalende rol. ‘Hij verloste me snel van een aantal naïeve ideeën. Dat historici zich niet in het maatschappelijk debat moeten mengen, bijvoorbeeld. Ik dacht ook dat professoren onaantastbaar waren. Maar hij dwong zijn studenten tot stevige discussies. Hij provoceerde ons. We mochten hem ongelijk geven, maar alleen met argumenten. De methodeDe Wever, noem ik het. Mijn kinderen kennen die nu ook.’ ‘De Wever heeft mijn blik verruimd. Hij leerde me hoe je kennis opbouwt, hoe je een boodschap vertaalt naar een groot publiek.’
Het boek Bij gebrek aan politieke gesprekken zocht Rzoska in zijn jonge jaren de verhalen op in boeken. ‘Wie mij om een boekentip vraagt krijgt steevast het antwoord “Het evangelie volgens Jezus Christus”, van José Saramago. De Portugees herschrijft daarin de ontstaansgeschiedenis van de rooms-katholieke kerk, vanuit het standpunt van Jezus Christus. Je kijkt door de ogen van Jezus naar God. Het is fictie natuurlijk, maar tegelijk heel bruikbaar in de politiek. Politici hebben vaak te weinig empathie om een dossier vanuit een ander blikveld te benaderen.’
Als Rzoska graaft naar zijn groene wortels komt hij bij de Duitse filosoof Rudolf Boehm terecht. ‘Zijn verzamelwerk Aan het einde
van het tijdperk analyseert de weeffouten in ons economisch systeem. Via Boehm hoorde ik voor het eerst over het gebrek aan aandacht voor de milieukosten in onze markteconomie. Veel later zijn ook anderen, zoals Paul De Grauwe, tot dat inzicht gekomen.’ Boehm gaf tijdens de studiejaren van Rzoska les aan de Gentse universiteit. Twee jaar lang circuleerde Rzoska in zijn omgeving en frequenteerde hij Boehms discussiegroep. ‘We lazen er talloze teksten, ik leerde er tussen de lijnen lezen, systemen ontwarren. Ook Boehm heeft mij richting het politieke toneel gedreven.’ Toch sloeg Rzoska een andere weg in dan (marxist) Boehm. Waarom? ‘Tijdens mijn Gentse jaren ging ik zowel naar activiteiten van Agalev als van de jongsocialisten. Bij de socialisten ontbrak elke aandacht voor het milieu. Zij focusten bij een crisis enkel op het behoud van de koopkracht. Maar ik was ervan overtuigd, onder impuls van Boehm, dat de impact van de economie op het milieu essentieel was.’ ‘Maar ik heb getwijfeld, hoor. Op sommige momenten sympathiseerde ik ook met de socialistische partij. Ik heb rood én groen gestemd. Ik ben nog altijd gecharmeerd door Frank Vandenbroucke.’ De oorsprong van zijn sociaal engagement zoekt Rzoska in zijn puberjaren. ‘ Mijn ouders raakten toen verwikkeld in een vechtscheiding. We hadden het enkele jaren financieel erg moeilijk. Mijn moeder had de veerkracht om haar drie kinderen te laten doen wat ze wilden. Ik heb mogen studeren. Ik heb die kans gegrepen, maar dat is niet iedereen gegeven. Mensen kansen geven is écht niet voldoende. Ik stoor me mateloos aan dat politieke discours. Niet iedereen heeft de gave om karakter te tonen. Groen moet ook die boodschap brengen. Ik begrijp dat Agalev zich in het begin vooral concentreerde op het milieu, maar die positie was echt niet houdbaar.’ Samen met voormalig voorzitter Wouter Van Besien voorzag Rzoska de sociale poot van spieren. Maar dat mag niet het einde zijn. ‘ Meyrem (Almaci, de voorzitster, red.) bouwt nu een derde poot uit, de economische. Ik ontmoet veel bedrijfsleiders die niet alleen bezig zijn met hun eigen gewin. Dat stemt mij hoopvol.’
De klik De zaadjes voor het politiek engagement waren al op de universiteit geplant. Toch duurde het nog jaren voor Rzoska dé grote stap zette. ‘ Ik ben een laatbloeier, dat klopt. In Lokeren werd begin jaren 2000 voor het eerst aan mijn mouw getrokken. Het gemeentebestuur weigerde in te stappen in het nieuwe decreet lokaal cultuurbeleid van Bert Anciaux. Ik werkte in het erfgoedveld en verleende vanop de zijlijn advies aan de lokale afdeling van Agalev.’ ‘Ik heb zelfs daarna de afstand bewaard, eigenlijk wat kunstmatig. De échte klik was de verkiezingsnederlaag in 2003. Agalev werd zwaar afgestraft voor de regeringsdeelname. Ik vond het onrechtvaardig dat het groene gedachtegoed uit het politieke spectrum zou verdwijnen. Het jaar daarop ben ik voor het eerst op een lijst gaan staan. Het was erop of eronder. Haalden we geen enkele zetel meer in het Vlaams Parlement, dan zou Groen verdwijnen. Daar waren we van overtuigd.’ ‘Men heeft me toen met voorbedachten rade in
de trechter getrokken. In 2006 zouden de twee gemeenteraadsleden in Lokeren het voor bekeken houden. De lokale afdeling wilde mij lanceren. Dat is gelukt.’
De kaart In die periode schafte Rzoska zich een partijkaart aan. Vervolgens deed de
trechter zorgvuldig zijn werk. Tijdens een opleidingsweekend voor parlementsleden in spe liep Rzoska Wouter Van Besien, de latere voorzitter, tegen het lijf. ‘ We zijn toen een paar keer stevig doorgezakt. Een aantal maanden later belde hij me op. Of ik running mate wilde worden bij de voorzittersverkiezingen. Na overleg met mijn vrouw – ik had haar beloofd dat ik nooit in de politiek zou gaan – heb ik “ja” gezegd. Ik wist heel goed dat de politiek invloed zou hebben op mijn gezin. Dat geldt ook omgekeerd. Mijn vrouw en ik hebben door een medische fout een kind verloren. Het heeft me nog gevoeliger gemaakt voor het idee van rentmeesterschap, zorg dragen voor de komende generaties, zodat zij het beter hebben.’