DE MAN ZONDER GEZICHT
Een hardnekkige legende wil dat Miguel de Cervantes en William Shakespeare vierhonderd jaar geleden op dezelfde dag zijn gestorven. Flauwekul, want de Spanjaard werd op de 23ste begraven, maar overleed op 22 april, en de Brit kwam inderdaad op die datum aan zijn eind, maar dan wel volgens de Juliaanse kalender, wat in de Gregoriaanse tijdrekening overeenkomt met 3 mei. Het kan de pret niet drukken. De twee genieën worden gezellig samen gevierd, ook al hebben ze elkaar bij leven en welzijn nooit ontmoet. Eind januari, toen de feestelijkheden in Engeland al lang en breed van start waren gegaan, hadden de Spanjaarden nog steeds geen flauw idee hoe ze het aan zouden pakken. De commissie die het Cervantesjaar moest voorbereiden gaf geen sjoege en de Spaanse schrijvers klommen verontwaardigd in hun pen. Javier Marías maakte zich druk over de minachting van hogerhand voor de jarige, Javier Cercas vond dat zijn landgenoten Cervantes niet verdienden en stelde voor hem aan de Engelsen cadeau te doen. En Arturo Pérez Reverte verklaarde dat Spaanse regeringen zich zelden interesseerden voor cultuur, maar dat de huidige echt wel alles sloeg. Het is waar dat de belangstelling voor de prins der genieën in Spanje altijd miniem is geweest. Don Quichot is er oneindig veel beroemder dan zijn geestelijke vader. Het vierhonderdjarig bestaan van die onverbiddelijke bestseller werd vorig jaar nog uitbundig gevierd.
Lepanto
De schrijver is door zijn bloedeigen personage compleet van het toneel geveegd, maar de tentoonstelling in de Biblioteca Nacional in Madrid maakt veel goed. Miguel de Cervantes: de la vida al mito (1616-2016), die nog tot 22 mei loopt, is een uitstekende introductie tot de auteur van Don Quichot. Tenminste, voor wie het Spaans machtig is, want op buitenlandse belangstelling is niet gerekend. De expositie reconstrueert zijn avontuurlijke levensloop en probeert de vele gaten in zijn curriculum te dichten. Er wordt haarfijn uitgelegd hoe de jonge Miguel in Rome secretaris werd bij een kardinaal en waarom hij die baan opgaf om soldaat te worden, hoe hij aan zijn deelname aan de beroemde zeeslag bij Lepanto een onbruikbare linkerhand overhield en dat zijn schip bij zijn terugkeer naar het moederland voor de Catalaanse kust door Barbarijse zeerovers werd onderschept, werd afgevoerd naar Algiers en door de trinitariërs werd vrijgekocht, waarna hij de haakbus definitief voor de ganzenveer verruilde. Al zijn pogingen om een sinecure aan het hof, een militair pensioen of een aanstelling in de Nieuwe Wereld te versieren liepen op niets uit. Een groot aantal unieke historische documenten, van de doopakte tot het sterfregister, zijn hier bijeengebracht, net als alle bekende portretten van de auteur. Ze zijn allemaal zonder uitzondering apocrief, inclusief het beroemde schilderij van Juan de Jáuregui, dat ruim honderd jaar geleden opdook uit het niets en lange tijd als authentiek werd beschouwd.
Zelfportret
Een man zonder gezicht kan talloze gedaanten aannemen en toch kent iedereen Cervantes als de man met de snor, het puntbaardje en de molenkraag. Op de trappen van de Nationale Bibliotheek, op de Plaza de las Cortes en bij het monument op de Plaza de España, dat overigens een identiek tweelingbroertje heeft op het Spanjeplein in Brussel, staan Cervantessen die als twee druppels water op elkaar lijken. Al die beeltenissen grijpen terug op het zelfportret dat de auteur in 1613 van zichzelf schetste: ‘De man die u hier ziet, met zijn scherpe profiel, kastanjebruin haar, glad en hoog voorhoofd, vrolijke ogen en kromme neus, hoewel die van goed formaat is; met zijn zilveren baard, die twintig jaar geleden nog goudblond was; met zware snor, kleine mond, tanden die men nog klein nog groot kan noemen want hij heeft er maar zes en die zijn treurig onderhouden en nog treuriger geplaatst, aangezien er geen onderling verband tussen bestaat; met zijn gestalte tussen twee uitersten, want hij is niet groot maar ook niet klein; met zijn levendige gelaatskleur die eer naar bleek dan naar donker zweemt; met zijn ietwat hoge rug en niet al te vlug ter been; deze man herhaal ik, is de auteur van La Galatea en Don Quijote de la Mancha’. Lange tijd wist niemand waar de schrijver geboren was. Er bleven maar doopakten opduiken, zodat tal van Spaanse plaatsen hem claimden zoals de zeven steden van Griekenland streden om Homerus. Pas halverwege de achttiende eeuw kwam het authentieke doopregister boven water. Daaruit bleek zwart op wit dat Miguel op 9 oktober 1547 werd gedoopt in de Santa María la Mayor van Alcalá de Henares, zo’n dertig kilometer ten oosten van Madrid. In dit herdenkingsjaar rijdt iedere zaterdag een speciale Cervantestrein naar het stadje. Onderweg spelen acteurs passages uit de Quichot na, om de literatuurtoeristen in de juiste stemming te brengen. Dat is hard nodig, want in de geboorteplaats van Cervantes valt weinig te beleven. Niet dat zijn sterfdag er niet wordt gevierd, maar er wordt pas echt groots uitgepakt ter gelegenheid van zijn geboorte. In Alcalá vieren ze liever het leven dan de dood, en daar valt wat voor te zeggen.
Dolen
In de kerk aan het naar de auteur genoemde plein staat zogenaamd de vont waarboven Miguel ten doop werden gehouden, maar dat is een reconstructie, waarin hooguit een paar brokstukken van het oude bekken zijn verwerkt. Het is