De prinsessenclub
Prince had vele vrouwen. Niet in de klassieke zin van het woord. Hij gaf hun carrière een duw, zij inspireerden hem en zij voedden zijn ego. Het waren sexy protegées met wie hij graag podium, studio en videoclips deelde.
ZIJN NETWERK
lijfde haar in en in 1987 zat ze in zijn film Sign o’ the times en schreef ze ‘U got the look’ mee op haar conto. Dat iedereen dacht dat ze een affaire hadden, zou ze later vertellen, maar dat Prince niets liever deed dan muziek maken.
Twee meisjes in lingerie
ook zij waren een hoofdstuk apart, voluit gitariste Wendy Melvin en pianiste Lisa Coleman. De kans dat zij iets anders dan een muzikale passie met Prince deelden, is al even klein. Volgens de gespecialiseerde pers hadden beide vrouwen een relatie met elkaar. Maar hun muzikale bijdrage is op zijn minst significant. Ze begonnen in de vroege jaren tachtig te werken bij Prince’ begeleidingsgroep The Revolution. ‘De meeste mensen kennen ons als de grietjes in zwarte lingerie’, vertelde Lisa een paar jaar geleden aan The Guardian. ‘Wij drieen hadden een heel aparte relatie, heel hecht. Hij is als een broer voor mij. We deden dingen die andere mensen enkel dromen.’ Ze schreven onder meer mee aan successongs als ‘ Mountains’ en ‘ Sometimes it snows in april’. Een heel ander type vrouw was
van de meisjesgroep The Bangles, met hun typische eightiesgeluid. Een van hun bekendste nummers is ‘ Manic Monday’, geschreven door Prince, zij het onder het pseudoniem ‘Christopher’ en oorspronkelijk geschreven voor Appolonia 6. The Bangles kregen het van hem. Maar het rijtje is onuitputtelijk. Zo was er de Hollandse saxofoniste Candy Dulfer, Nona Gaye, de dochter van Marvin, Jill Jones, Taja Sevelle, Martika, Chaka Khan, Ingrid Chavez en, onlangs nog, Lianne La Havas.