COLUMN DYAB ABOU JAHJAH WE ZIJN VERDEELD, EN GELUKKIG MAAR
‘Jullie moeten niet in de val van de N-VA trappen en elkaar openlijk bekritiseren en verdeeldheid tonen. We moeten vanuit “onze gemeenschap” als één man naar buiten treden.’ Dat was het advies dat ik van velen kreeg, omdat ik openlijk harde kritiek had gegeven op de uitingen van een andere moslim. Eigenaardig natuurlijk, want de mensen die veronderstellen dat Arabieren en moslims een eenheid moeten vormen, dat ze altijd solidair met elkaar moeten zijn en als een blok naar buiten moeten treden, zijn altijd de eersten om verontwaardigd te reageren als men van alle moslims vraagt om afstand te nemen van andere moslims die iets mispeuteren. Als je zelf poneert dat moslims allemaal klonen van elkaar moeten zijn, is het niet abnormaal dat anderen daar ook van uitgaan. Het is eigenlijk een wisselwerking. De verwachting dat de moslims ‘allemaal dezelfde’ zijn, dat ze geen individuele identiteit hebben, geen interne tegenstellingen, geen diversiteit, dat alles is een onderdeel van het oriëntalistische stereotype dat onder meer Edward Said in zijn werk voortreffelijk heeft beschreven. In werkelijkheid zijn moslims even verdeeld als de christenen en de Arabieren net zo verdeeld als de Vlamingen. Dat is de menselijke natuur, en gelukkig maar. Hoe eng zou het niet zijn mochten we allemaal een kopie zijn van elkaar. Ik verheug me dus over deze ‘verdeeldheid’, omdat ze juist onze menselijkheid laat zien, en zo de weg kan plaveien naar een erkenning van diezelfde menselijkheid van de ander. Alleen romantische nationalisten en racisten ergeren zich aan de veelheid van meningen en tendensen binnen een ingebeelde ‘gemeenschap’. De nationalisten hebben daar een probleem mee omdat het hun Utopia ondermijnt, de racisten hebben daar een probleem mee omdat het hun ‘één pot nat’-retoriek onderuithaalt. Soms, heel soms, binnen een logica van een emancipatieproces, een bevrijding of een ontvoogdingsstrijd, is een sterk identitair discours aannemelijk en positief. Maar dat duurt best niet te lang, en het moet altijd ondergeschikt blijven aan de humanistische roeping van elke bevrijdingsstrijd. Anders zal wat bevrijdend is een nieuwe vorm van onderdrukking worden. Het is juist omdat we allemaal individuele burgers zijn dat we geen afstand moeten nemen van misdaden die andere individuen plegen, zelfs als het om een broer of een zus gaat. Daarom ben ik niet verantwoordelijk voor de daden van Najim Laachraoui en daarom is een blanke Europeaan niet verantwoordelijk voor de daden van Hans Van Themsche of Anders Breivik. Ook al hebben ze in onze naam gemoord. Ze zijn communautaristen, ze zien alleen een wij en een zij op basis van geloofsgemeenschap, ras of nationaliteit. Ze beschouwen zich als strijders van het eigen volk, of de eigen god, tegen al de rest. Daarom vind ik elke uiting van communautarisme in Europa gevaarlijk. Dan heb ik het over mensen die beweren dat een gemeenschap perfect is en die geen zelfkritiek hebben, maar ook over mensen die aan zelfkastijding doen en beweren dat hun gemeenschap alleen maar hypocriet en falend is. Beide discoursen zijn communautaristisch en versmachten de individuele autonomie van een burger tegenover zijn ingebeelde gemeenschap. Het is niet hun kritiek of het gebrek daaraan die hun discours vals maken, maar hun a-prioristelling dat een gemeenschap als homogene entiteit bestaat. Die spelers van het blame game zijn net als de eeuwige in-de-eigenboezem-kijkers nuttige idioten in dienst van de ideologische communautaristen. Moslims moeten vaak een keuze maken tussen zelfkastijding of van zich afbijten. Dat doen ze omdat het beleid communautaristisch is en het de moslims zelf afbakent als een ‘gemeenschap’, als een maatschappelijke en politieke fremdkörper, en in een hoek duwt. Zonder het communautaristische beleid en discours van de voorbije dertig jaar zou de ‘moslimgemeen-
Alleen romantische nationalisten en racisten ergeren zich aan de veelheid van meningen binnen een ingebeelde ‘gemeenschap’
schap’ vandaag niet bestaan en zouden we vaker spreken van moslimburgers. De zelfkastijdingsprofeten zijn dus geen zelfcritici, ze zijn bouwers van getto’s, net zoals de absolute verdedigers van de afgebakende wij-zijkarikatuur. Ik behoor alleen tot de gemeenschap der burgers, en mijn broeders en zusters zijn mensen die mijn idealen en maatschappijbeeld delen. Ze kunnen Mohamed en Rachida heten of Hans en Hilde. Als een burger zelfkritisch is, en dat moet een burger zijn, dan richt hij zijn kritiek naar zijn gemeenschap, dus die van alle burgers, naar de maatschappij. En niet naar de ene of de andere vermeende gemeenschap of etnische groep. En als een burger nog meer ontvoogd is, dan richt hij zijn kritiek naar de machthebbers, dus naar de mensen die het beleid in zijn naam uitvoeren. Zo werkt het in een open moderne democratie. Het is voor velen, onder wie wel wat politici, hoog tijd om dat te begrijpen.