GENERATIES DE VEERTIGERS
‘Geen olie, geen werk, geen toekomst. Niets. We moesten alles uitvinden’
‘ Oh my god! You still do carbs! Dat kreeg ik onlangs in New York van een wildvreemde te horen. Zal het even gaan, ja? Er mag niks meer. Ik probeer me al te gedragen in het verkeer. Ik ben de enige mens in mijn omgeving die nog koolhydraten eet. Iedereen zit fanatiek te sporten, ik doe niks. Leeftijd op zich vind ik onbelangrijk. Ik ben nog even nieuwsgierig als toen ik zestien was. Ik kleur mijn grijze haren weg, dat wel. En ik doe veel trappen in mijn huis. En ik werk.’ Werk, werk, werk: het ritmeert het leven van Chantal Pattyn. Het is een hard leven, zegt ze. Het vereist constante concentratie. Maar het is wat ze wil: én presenteren, én nethoofd van Klara, én sinds kort ook cultuurmanager van de VRT zijn. En dan is ze ook nog eens min of meer alleenstaande moeder, van een zoon van acht, die op twee weekends per maand na permanent bij haar woont. De jongen werd al vaker in een galerie of theaterzaal gespot dan de gemiddelde Vlaming in zijn hele leven. ‘Hij háát het. Het is de hele tijd onderhandelen. Doen we in Londen vier galeries en één keer de London Eye, dan vindt hij dat hij nadien nog een geschenk mag kiezen, omdat we te veel kunstdingen gedaan hebben.’ Het is een leven dat alleen vol te houden valt op een dieet van passie en doorzettingsvermogen. Die werkethiek kreeg ze ten dele van huis uit mee – middenstanders- milieu. Maar ook: het is zo hard knokken geweest in die donkere jaren tachtig, dat je niet voor een akkefietje zoals een resem spierontstekingen of slapeloze nachten, de boel de boel laat. ‘Het was niet leuk, eind jaren tachtig. Op het journaal zagen we dat alle reserves opdroogden, ik dacht echt dat we later allemaal kou zouden hebben. Er was ook veel werkloosheid. Het ging zo slecht dat je maar twee keuzes had: avond na avond in het café gaan zitten zagen en ’s anderendaags was de wereld nog niet be- ter en had je een kater. Of je kon proberen er iets van te maken, dat lag mij meer. Ik was nochtans een donkere puber, veel zwaarmoediger dan nu. Mijn wereld werd mooier toen ik kunstgeschiedenis ging studeren en mijn eerste radioreportages maakte. In die combinatie vond ik op mijn negentiende wat ik thuis en op school had gezocht. Maar jobopportuniteiten waren er voor kunsthistorici helemaal niet. Er was niets in de jaren tachtig. Er was niet eens een museum voor hedendaagse kunst. Wij hebben alles from scratch moeten uitvinden. Jan Lauwers, Jan Fabre, Anne Teresa De Keersmaeker, Jan Decorte: ze zijn allemaal net iets ouder dan ik, maar ze begonnen allemaal van niets in de jaren tachtig. Daar krijg je doorzettingsvermogen van. De mensen die toen alles gaven, draaien nog altijd mee. En hoe! Hetzelfde voor de mode.’
Fuck off everybody
Terwijl de kunstenaars hun vorm vonden, vond Chantal Pattyn op Studio Brussel een cultuurgids uit op maat van de tijd. Voor elke tiener die niet wou meelopen in het hersenloze commerciële circuit, was Frituur Victoria een baken. Pattyn opende een schatkamer, van Paul Mennes over Anne Teresa De Keersmaeker en Underworld tot Air, inclusief een rubriekje over tinternet, toen nog een soort curiosum voor geeks. Het was leuk, het was wild, het
‘Er was niets in de jaren tachtig. Er was niet eens een museum voor hedendaagse kunst’
‘Twintigers zijn zo blij, zo licht, zo vrolijk. Waar zijn jullie trauma’s, vraag ik me soms af ’
was vooral ook scherp – op het arrogante af. Een presentator die zegt dat iets op geen zak trekt, of dat iets geweldig tegenvalt: kom daar nog maar eens om in deze tijden van likes en superlikes. ‘Wij spraken de taal van een generatie. Ironie en cynisme: dat was onze taal, want wij waren niet tevreden met wat wij zagen. Hoe Erwin Mortier, die samen met mij studeerde, en ik door Gent liepen, met een zwaar existentiële blik en een lange frak: alsof onze enige boodschap “fuck off everybody” was. Terwijl we vooral bange hartjes hadden. In die tijd was ik ook constant esthetisch in shock: wéér een lelijk gebouw! Dat waren allemaal gemiste kansen voor de fantastische generatie architecten die op opdrachten zat te wachten.’ ‘Zo hard als ik toen op de radio sprak, dat kun je nu niet meer doen. Ik zit nu veel meer te lachen, als radiomaker en als mens. Ik verdraag dat cynische ook niet meer. Kritisch zijn mag op Klara, moet zelfs, maar je moet je mening wel onderbouwen. Het moet beginnen bij passie. Als je je verdiept in de dingen, heb je niet alleen veel inzicht, je krijgt ook veel schoonheid mee. Je eigen wereld willen bijkleuren, is ook een taal, en de wereld wordt er mooier van.’
Vrolijk
De cynici verloren gaandeweg de jaren 1990 terrein. Het leven werd lichter, in het decennium na de val van de Muur. De werkloosheid nam af, de laatste newwaver kroop terug in zijn kist, en Studio Brussel ging mainstream. Het moest jonger, het moest vrolijker, zei nethoofd Jan Hautekiet op basis van luisteronderzoek, en Chantal Pattyn vertrok. ‘Niet omdat het vrolijker moest, maar omdat ik besefte dat ik voor een andere generatie zou moeten wer- ken en ik kende alleen mijn peers! Ik koos voor waardig ouder worden in plaats van fake op de radio.’ Als nethoofd houdt ‘het meisje van de moeilijke muziek’ nu af en toe zelf een presentatie voor de medewerkers van de zender. En dan betrapt ze er zichzelf wel eens op dat ze als manager ook wel eens missiven moet uitsturen waar ze vroeger zelf van in de boom ging hangen. Ze staat verrukt te kijken naar het gemak waarmee twintigers hun intrede op de werkvloer doen. ‘Waar zijn jullie trauma’s, vraag ik me af. Ze zijn zo slim, zo blij, zo licht, zo vrolijk. Gek genoeg zijn ze ook voorzichtiger. Ik wil 24 uur Miles Davis op Klara draaien naar aanleiding van zijn sterfdag straks en word op dat zot plan beleefd en bezorgd aangesproken door een jongere medewerker! Ze zijn ook meer op zoek naar stabiliteit, naar balans ook. Wij werkten ons dood, klotecontract of niet, en zij staan op hun strepen, terecht ook. Ik verlang ook wel eens naar zo’n dag waarop je je kind van school haalt, huiswerk maakt, vers gemaakte soep eet en samen een spelletje doet voor het slapengaan. En niet om tien uur ’s a avonds aan de tweede shift moet beginnen. Maar na twee dagen ben ik bored to death. Evenwicht maakt mij niet per se gelukkiger. Ik heb altijd te veel gedaan. Ik lig domweg niet graag in de sofa. Als je boeiende dingen mag doen, moet je je kans grijpen, en vechten.’ Ze haat het dat ze om die passie wordt afgerekend. Onlangs nog, toen er op sociale media smalend werd gedaan over een moeder met een topfunctie die naar het buitenland vertrok, naar de architectuurbiënnale van Venetië, nadat haar zoon een weekend in het ziekenhuis lag. ‘Mijn ouders waren sowieso al geboekt voor die week en ik ben later vertrokken dan gepland. Maar zie me bezig! Ik verdedig me! Vaders krijgen dat soort commentaar nooit. Die krijgen ook niet de vraag hoe ze hun job combineren met het vaderschap. Ik had gedacht dat het sneller zou gaan met de emancipatie. We zijn er nog lang niet.’ ‘En nog los van die emancipatie, wat hebben we ervan gebakken? Er zijn veel mooie dingen gebeurd, maar er is ook zoveel kapot gegaan. Er is een soort nieuwe hardheid nu. De onverdraagzaamheid en ongelijkheid nemen elke dag toe. Het lijkt wel alsof we opnieuw in de jaren tachtig zitten. In één week tijd heb je de schietpartij in Orlando en de Brexit en dan Dallas. In wat voor wereld groeit mijn zoon op? Wij wonen in Brussel, de aanslagen waren heel dichtbij. Of neem de klimaatcrisis, je zou denken dat intussen iemand de moed genoeg heeft gehad om die aan te pakken. We hebben ons afval leren sorteren, maar veel verder zijn we nog niet geraakt. Wat hebben we na de financiële crisis gedaan? Niet veel. We doen gewoon voort.’ ‘Is dat onze schuld? Meen je dat nu, dat mijn generatie aan de knoppen zit? Zijn dat allemaal veertigers, die politici? Damn. Ik denk altijd dat ze veel ouder zijn.’