Maatwerk in plaats van haastwerk
Een enthousiaste verpleegkundige trekt aan de alarmbel. Ze krijgt geen tijd om rusthuisbewoners goed te verzorgen of met hen te praten. De werkdruk is hoog. Zou ze haar werk als zinvol ervaren? Allicht niet, ze doet immers niet waarvoor ze gestudeerd heeft, ze krijgt niet de kans om haar talenten te ontwikkelen, en neen, ze is niet trots op het werk dat ze doet. De ‘stopwatch-zorg’ die zorg herleidt tot minutieus gechronometreerde handelingen, zonder menselijk gelaat en zonder duurzame band, mag overboord. Laten we nieuwe manieren van organiseren zoeken, waarbij de noden en wensen van de bewoner centraal staan én waarbij alle (zorg)medewerkers erkend worden als professionals die met blinkende ogen zeggen: ‘Ik ben trots op wat ik doe.’ Een dertigtal zorgorganisaties ging aan de slag met dit ‘nieuwe organiseren’. Wat doen zij nu anders? Deze woon-zorgcentra stellen vooreerst de bewoner weer centraal. En dat is geen holle slogan. Sommige doen dit door het beeld van ‘thuis’ op te roepen: het woon-zorgcentrum is een thuis voor zijn bewoners. Kan je thuis zelf beslissen wanneer je gaat slapen of word je in bed gestopt om 18 uur? Mag je ’s ochtends aan de ontbijttafel komen in pyjama en peignoir, of moet iedereen stipt om 8 uur gewassen aan de ontbijttafel zitten? Ken je de verpleegsters en zorgkundigen die je verzorgen? Weten ze met een half woord genoeg of moet je telkens opnieuw uitleggen dat je een doorligwonde hebt en of ze alstublieft voorzichtig willen zijn?
Gemoedelijke sfeer
Deze manier van werken vergt maatwerk. Is dat realistisch? Kunnen woon-zorgcentra zich zo organiseren dat het mogelijk wordt? Gaat dit de werkdruk niet verhogen? Onze ervaringen, tot nu toe, leren dat dat niet zo is. In WZC Sint-Jozef in Neerpelt werden grote afdelingen opgesplitst in kleine leefgroepen, waarbij een groep bewoners samenleeft met vaste medewerkers. Uurroosters en planning worden door de teams zelf opgesteld, andere medewerkers en afdelingen worden betrokken indien dit de zorg voor de bewoners ten goede komt. Het ontbijt wordt gemaakt in de huiselijke eetkamer op de afdeling zelf, waarbij een van de medewerkers af en toe eitjes bakt. Alles staat op tafel en iedereen neemt wat hij of zij wil, net zoals thuis. Logistiek medewerkers en keukenmedewerkers worden betrokken bij het wassen van de bewoners, zodat de ochtenden geen haastwerk zijn, maar een gemoedelijke start van de dag, zoals thuis.
‘Het was geen doen, vanaf de kwalificaties putjesscheppen tot en met de klassieke marathon kon de aandacht geen moment versagen.’ Columnist en oud-profwielrenner PETER WINNEN heeft zich helemaal overgegeven aan de Olympische Spelen, als ‘Bacchus voor de televisie’ (in ‘De mening’ in dS Avond). Mag je ’s ochtends aan de ontbijttafel komen in pyjama en peignoir, of moet iedereen stipt om 8 uur gewassen aan de ontbijttafel zitten?
In WZC Sint-Carolus in Kortrijk was de structuur vroeger zo bepalend dat een bewoner die graag om 13 uur wilde rusten, dat niet kon doen omdat de koffie dan werd opgediend. Nu kiezen bewoners zelf wanneer ze rusten of een kopje koffie drinken. Of ze graag in hun eigen kamer eten of samen met de andere bewoners in de cafetaria is eveneens hun eigen keuze. Keukenmedewerkers dienen mee het eten op en komen zo in contact met de bewoners. Waar medewerkers vroeger vaak haastwerk moesten uitvoeren, omdat het niet anders kon, is er nu tijd om te praten met de bewoners. Iedereen is ervan overtuigd dat dit een wezenlijk onderdeel is van goede zorg.
Een duurzame en warme band
Wat zien we terugkeren in deze goede praktijken? Doorgaans werken medewerkers in multidisciplinaire teams, verbonden aan een vaste groep bewoners met wie ze een duurzame band uitbouwen. De zorg voor de bewoner is een gedeelde verantwoordelijkheid. Medewerkers vanuit de logistiek, de keuken en het onderhoud maken vaak deel uit van het team. Het team heeft een grote autonomie om zelf beslissingen te nemen. De meeste teamleden hebben een breed takenpakket, dat meestal functie-overschrijdend is. De ervaringen zijn erg bemoedigend. Met bewoners wordt een warme band ontwikkeld en (zorg)medewerkers weten opnieuw waarom ze voor dit beroep kozen. Deze praktijken moeten op grotere schaal ingang vinden zodat alle (zorg)medewerkers kunnen zeggen: ‘Ik heb met hart en ziel voor dit beroep gekozen. Mag ik doen waarvoor ik gestudeerd heb?’ Welnu, dat mag!