Zeven stappen om Europa en de euro te redden
Als Europa de regels van de eurozone niet aanpast, dan is de gemeenschappelijke munt, en zelfs de Europese Unie, gedoemd te mislukken.
Zeggen dat de eurozone sinds de crisis van 2008 problemen heeft, is een understatement. De lidstaten doen het minder goed dan de EU-landen buiten de eurozone, en veel minder goed dan de Verenigde Staten, die toch het epicentrum van de crisis waren. De landen van de eurozone die het slechtst presteren zijn verzand in een depressie of een diepe recessie. Hun toestand, denk maar aan Griekenland, is in veel opzichten erger dan tijdens de Grote Depressie van de jaren 30. De leden van de eurozone die het best presteren, zoals Duitsland, lijken het goed te doen, maar alleen in contrast met de rest. Hun groeimodel gaat voor een stuk ten koste van hun zwakkere ‘partners’. Je hoort vier soorten verklaringen voor deze stand van zaken. Duitsland wijst de slachtoffers met de vinger: de spilzucht van de Grieken, de schulden en begrotingstekorten van andere landen. Maar dat is het paard achter de wagen spannen: voor de eurocrisis begon, hadden Spanje en Ierland een surplus en een lage verhouding schuld/bbp. De crisis heeft de tekorten en de schulden veroorzaakt, niet omgekeerd. Het deficit-fetisjisme is ongetwijfeld een van de problemen van Europa. Ook Finland past zich moeilijk aan de opeenvolgende schokken aan, met in 2015 een ongeveer 5,5 procent lager bbp dan de piek van 2008. Andere critici die het slachtoffer de schuld geven, verwijzen naar de verzorgingsstaat en de buitensporige bescherming van de arbeidsmarkt als oorzaken van de malaise in de eurozone. Maar sommige van de best presterende Europese landen, zoals Zweden en Noorwegen, hebben de sterkste verzorgingsstaat en de best beschermde arbeidsmarkt.
Slechte leiders en te veel regels
Veel van de landen die nu slecht presteren deden het erg goed – boven het Europese gemiddelde – voor de euro werd ingevoerd. Hun problemen zijn niet te wijten aan een plotse verandering van hun arbeidswetgeving of aan een epidemie van luiheid. Wat veranderd is: het muntstelsel. De verklaring van het tweede type is eigenlijk de wens dat Europa betere leiders zou hebben, mensen met meer economisch inzicht en met een beter beleid. Een gebrekkig beleid – niet alleen besparingsmaatregelen maar ook ondoordachte, zogeheten structurele hervormingen die de ongelijkheid hebben vergroot en dus de algemene vraag en de potentiële groei hebben ondermijnd – heeft van kwaad tot erger geleid. Maar de eurozone was een politieke regeling, waarin Duitsland onvermijdelijk het hoge woord zou voeren. Iedereen die in de voorbije dertig jaar met Duitse beleidsmakers te maken heeft gekregen, kon vooraf weten hoe het zou aflopen. Nog belangrijker: met de instrumenten waarover men beschikte, had zelfs de briljantste econoom de eurozone niet tot bloei kunnen brengen. De derde reeks verklaringen van de slechte prestaties van de eurozone is in feite een ruimere kritiek, uit rechtse hoek, op de EU en de neiging van de eurocraten om verlammende reglementen in te voeren die innovatie belemmeren. Ook die kritiek mist haar doel. De eurocraten zijn evenmin als de arbeidswetten of de verzorgingsstaat opeens veranderd in 1999, toen het systeem van de vaste wisselkoersen werd ingevoerd, of in 2008, toen de crisis begon. Meer fundamenteel is het belangrijkste doel van de economie de levensstandaard, de levenskwaliteit. Iedereen die ontkent hoeveel beter wij het in het Westen hebben met onze schone lucht en water moet maar een keertje op bezoek in Peking.
Starre structuur
Dat brengt ons bij de vierde verklaring: de euro is een grotere schuldige dan het beleid en de structuren van de individuele landen. De euro zat van bij het begin fout. Zelfs de beste beleidsmakers ter wereld hadden hem niet kunnen doen werken. De structuur van de eurozone is zo star als die van de goudstandaard van vroeger. De eenheidsmunt beroofde de lidstaten van hun belangrijkste aanpassingsmechanisme (de wisselkoers) en de eurozone legde grenzen op aan het monetaire en fiscale beleid. Als antwoord op asymmetrische schokken en verschillen in productiviteit moet men de reële wisselkoers (gecorrigeerd voor de inflatie) aanpassen, wat betekent dat de prijzen in de periferie van de eurozone zouden dalen tegenover die van Duitsland en het noorden van Europa. Maar omdat Duitsland van geen inflatie wil weten – zijn prijzen stagneren – is de aanpassing ten koste van een verwoestende deflatie in de periferie gegaan. Dat heeft een pijnlijke werk-
Als de Europese leiders geen moeilijke beslissingen kunnen of willen nemen, dan zullen de kiezers dat in hun plaats doen
loosheid en een verzwakking van de vakbonden veroorzaakt. De armste landen van de eurozone en vooral hun werkende klasse hebben de hardste klappen gekregen. Daardoor is het plan voor de convergentie tussen de landen van de eurozone jammerlijk mislukt en zijn de verschillen tussen en in de landen alleen maar groter geworden.
Zeven veranderingen
Dit systeem kan en zal op lange termijn niet werken: de democratische politiek garandeert dat het zal mislukken. De euro kan alleen werken als men de regels en de instellingen van de eurozone wijzigt. Dat veronderstelt zeven veranderingen: 1. afstappen van de convergentiecriteria en de eis van een begrotingstekort van minder dan 3 procent van het bbp; 2. het soberheidsbeleid vervangen door een groeistrategie, gesteund door een solidariteitsfonds voor de stabilisatie; 3. dit crisisgevoelige systeem, waarin landen moeten lenen in een munt die ze niet controleren, ontmantelen en vervangen door euro-obligaties of een soortgelijk mechanisme; 4. de lasten tijdens de aanpassing beter verdelen: landen met een surplus moeten hun lonen en fiscale uitgaven verhogen, zodat hun prijzen sneller stijgen dan die van landen met een deficit; 5. het mandaat van de Europese Centrale Bank wijzigen, die nu alleen naar de inflatie kijkt terwijl de US Federal Reserve ook rekening houdt met de werkgelegenheid, de groei en de stabiliteit; 6. een gemeenschappelijke depositoverzekering invoeren die voorkomt dat geld uit slecht presterende landen vlucht, samen met andere elementen van een ‘bankunie’; 7. een industrieel beleid dat de achterblijvers van de eurozone helpt om de leiders in te halen aanmoedigen in plaats van het te verbieden. Economisch beschouwd zijn dat kleine aanpassingen, maar de huidige leiders van de eurozone missen misschien de politieke wil om ze uit te voeren. Dat verandert niets aan het elementaire gegeven dat de huidige toestand onhoudbaar is. Het systeem is bedoeld om de welvaart en de integratie te bevorderen, maar heeft net het omgekeerde effect. Een vriendschappelijke echtscheiding zou beter zijn dan de huidige patstelling. Een echtscheiding kost natuurlijk geld, maar blijven aanmodderen zou nog duurder zijn. Als de Europese leiders geen moeilijke beslissingen kunnen of willen nemen, dan zullen de kiezers dat in hun plaats doen, zoals we deze zomer in het Verenigd Koninkrijk hebben gezien. En de leiders zullen misschien niet blij zijn met het resultaat.