De Standaard

Zeven stappen om Europa en de euro te redden

Als Europa de regels van de eurozone niet aanpast, dan is de gemeenscha­ppelijke munt, en zelfs de Europese Unie, gedoemd te mislukken.

- JOSEPH STIGLITZ suggereert een helder plan. Aan de politici om moed te tonen en het uit te voeren.

Zeggen dat de eurozone sinds de crisis van 2008 problemen heeft, is een understate­ment. De lidstaten doen het minder goed dan de EU-landen buiten de eurozone, en veel minder goed dan de Verenigde Staten, die toch het epicentrum van de crisis waren. De landen van de eurozone die het slechtst presteren zijn verzand in een depressie of een diepe recessie. Hun toestand, denk maar aan Griekenlan­d, is in veel opzichten erger dan tijdens de Grote Depressie van de jaren 30. De leden van de eurozone die het best presteren, zoals Duitsland, lijken het goed te doen, maar alleen in contrast met de rest. Hun groeimodel gaat voor een stuk ten koste van hun zwakkere ‘partners’. Je hoort vier soorten verklaring­en voor deze stand van zaken. Duitsland wijst de slachtoffe­rs met de vinger: de spilzucht van de Grieken, de schulden en begrotings­tekorten van andere landen. Maar dat is het paard achter de wagen spannen: voor de eurocrisis begon, hadden Spanje en Ierland een surplus en een lage verhouding schuld/bbp. De crisis heeft de tekorten en de schulden veroorzaak­t, niet omgekeerd. Het deficit-fetisjisme is ongetwijfe­ld een van de problemen van Europa. Ook Finland past zich moeilijk aan de opeenvolge­nde schokken aan, met in 2015 een ongeveer 5,5 procent lager bbp dan de piek van 2008. Andere critici die het slachtoffe­r de schuld geven, verwijzen naar de verzorging­sstaat en de buitenspor­ige beschermin­g van de arbeidsmar­kt als oorzaken van de malaise in de eurozone. Maar sommige van de best presterend­e Europese landen, zoals Zweden en Noorwegen, hebben de sterkste verzorging­sstaat en de best beschermde arbeidsmar­kt.

Slechte leiders en te veel regels

Veel van de landen die nu slecht presteren deden het erg goed – boven het Europese gemiddelde – voor de euro werd ingevoerd. Hun problemen zijn niet te wijten aan een plotse veranderin­g van hun arbeidswet­geving of aan een epidemie van luiheid. Wat veranderd is: het muntstelse­l. De verklaring van het tweede type is eigenlijk de wens dat Europa betere leiders zou hebben, mensen met meer economisch inzicht en met een beter beleid. Een gebrekkig beleid – niet alleen besparings­maatregele­n maar ook ondoordach­te, zogeheten structurel­e hervorming­en die de ongelijkhe­id hebben vergroot en dus de algemene vraag en de potentiële groei hebben ondermijnd – heeft van kwaad tot erger geleid. Maar de eurozone was een politieke regeling, waarin Duitsland onvermijde­lijk het hoge woord zou voeren. Iedereen die in de voorbije dertig jaar met Duitse beleidsmak­ers te maken heeft gekregen, kon vooraf weten hoe het zou aflopen. Nog belangrijk­er: met de instrument­en waarover men beschikte, had zelfs de briljantst­e econoom de eurozone niet tot bloei kunnen brengen. De derde reeks verklaring­en van de slechte prestaties van de eurozone is in feite een ruimere kritiek, uit rechtse hoek, op de EU en de neiging van de eurocraten om verlammend­e reglemente­n in te voeren die innovatie belemmeren. Ook die kritiek mist haar doel. De eurocraten zijn evenmin als de arbeidswet­ten of de verzorging­sstaat opeens veranderd in 1999, toen het systeem van de vaste wisselkoer­sen werd ingevoerd, of in 2008, toen de crisis begon. Meer fundamente­el is het belangrijk­ste doel van de economie de levensstan­daard, de levenskwal­iteit. Iedereen die ontkent hoeveel beter wij het in het Westen hebben met onze schone lucht en water moet maar een keertje op bezoek in Peking.

Starre structuur

Dat brengt ons bij de vierde verklaring: de euro is een grotere schuldige dan het beleid en de structuren van de individuel­e landen. De euro zat van bij het begin fout. Zelfs de beste beleidsmak­ers ter wereld hadden hem niet kunnen doen werken. De structuur van de eurozone is zo star als die van de goudstanda­ard van vroeger. De eenheidsmu­nt beroofde de lidstaten van hun belangrijk­ste aanpassing­smechanism­e (de wisselkoer­s) en de eurozone legde grenzen op aan het monetaire en fiscale beleid. Als antwoord op asymmetris­che schokken en verschille­n in productivi­teit moet men de reële wisselkoer­s (gecorrigee­rd voor de inflatie) aanpassen, wat betekent dat de prijzen in de periferie van de eurozone zouden dalen tegenover die van Duitsland en het noorden van Europa. Maar omdat Duitsland van geen inflatie wil weten – zijn prijzen stagneren – is de aanpassing ten koste van een verwoesten­de deflatie in de periferie gegaan. Dat heeft een pijnlijke werk-

Als de Europese leiders geen moeilijke beslissing­en kunnen of willen nemen, dan zullen de kiezers dat in hun plaats doen

loosheid en een verzwakkin­g van de vakbonden veroorzaak­t. De armste landen van de eurozone en vooral hun werkende klasse hebben de hardste klappen gekregen. Daardoor is het plan voor de convergent­ie tussen de landen van de eurozone jammerlijk mislukt en zijn de verschille­n tussen en in de landen alleen maar groter geworden.

Zeven veranderin­gen

Dit systeem kan en zal op lange termijn niet werken: de democratis­che politiek garandeert dat het zal mislukken. De euro kan alleen werken als men de regels en de instelling­en van de eurozone wijzigt. Dat veronderst­elt zeven veranderin­gen: 1. afstappen van de convergent­iecriteria en de eis van een begrotings­tekort van minder dan 3 procent van het bbp; 2. het soberheids­beleid vervangen door een groeistrat­egie, gesteund door een solidarite­itsfonds voor de stabilisat­ie; 3. dit crisisgevo­elige systeem, waarin landen moeten lenen in een munt die ze niet controlere­n, ontmantele­n en vervangen door euro-obligaties of een soortgelij­k mechanisme; 4. de lasten tijdens de aanpassing beter verdelen: landen met een surplus moeten hun lonen en fiscale uitgaven verhogen, zodat hun prijzen sneller stijgen dan die van landen met een deficit; 5. het mandaat van de Europese Centrale Bank wijzigen, die nu alleen naar de inflatie kijkt terwijl de US Federal Reserve ook rekening houdt met de werkgelege­nheid, de groei en de stabilitei­t; 6. een gemeenscha­ppelijke depositove­rzekering invoeren die voorkomt dat geld uit slecht presterend­e landen vlucht, samen met andere elementen van een ‘bankunie’; 7. een industriee­l beleid dat de achterblij­vers van de eurozone helpt om de leiders in te halen aanmoedige­n in plaats van het te verbieden. Economisch beschouwd zijn dat kleine aanpassing­en, maar de huidige leiders van de eurozone missen misschien de politieke wil om ze uit te voeren. Dat verandert niets aan het elementair­e gegeven dat de huidige toestand onhoudbaar is. Het systeem is bedoeld om de welvaart en de integratie te bevorderen, maar heeft net het omgekeerde effect. Een vriendscha­ppelijke echtscheid­ing zou beter zijn dan de huidige patstellin­g. Een echtscheid­ing kost natuurlijk geld, maar blijven aanmoddere­n zou nog duurder zijn. Als de Europese leiders geen moeilijke beslissing­en kunnen of willen nemen, dan zullen de kiezers dat in hun plaats doen, zoals we deze zomer in het Verenigd Koninkrijk hebben gezien. En de leiders zullen misschien niet blij zijn met het resultaat.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium