ELK JAAR WORDEN IN BELGIË HONDERDEN KINDEREN OP STRAAT GEZET
Bijna een op de drie dak- en thuislozen is minderjarig. Jaarlijks moeten honderden kinderen en jongeren hun (t)huis verlaten, vaak samen met een of beide ouders.
BRUSSEL | Yvan is een alleenstaande vader die uit zijn huis werd gezet. Eerst logeerde hij in een jeugdherberg. Zijn zoon verblijft de ene week bij zijn ex, de andere week bij hem, in de opvang. Yvan geeft hem dan zijn bed en slaapt zelf op de sofa. De jongen weet niet dat zijn vader uit huis is gezet. Hij denkt dat het huurcontract was afgelopen.
Joeri en zijn zusje Free verblijven samen met hun moeder in een vluchthuis. Thuis was er te veel ruzie, en alcoholmisbruik door hun vader. Ze hopen zo snel mogelijk terug te kunnen naar hun eigen dorp. Ze hadden er aanvankelijk een woning gevonden dankzij vrienden. Maar het huis werd onbewoonbaar verklaard: ‘ Het was niet in orde, maar we woonden er toch graag.’
Winteropvang
Zaïd werd samen met zijn drie broers, zijn zusje en zijn moeder Sarah uit hun huurappartement gezet. De eigenaar wilde ineens 1.000 euro huur in plaats van de afgesproken 700 euro. Niet wettelijk, zei iedereen, maar de eigenaar verscheurde het contract en zette het gezin op straat. Voor ze de weg naar de gezinsopvang vonden, verbleven ze eerst een tijdlang in de winteropvang. Die is nochtans niet bedoeld voor gezinnen. Er verblijven ook veel alleenstaande mannen. Sarah liet de kinderen er nooit alleen naar de ‘living’ gaan.
Dit zijn enkele getuigenissen die kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen heeft verzameld. Hij en zijn team gingen met 43 ouders, kinderen en jongeren praten die dak- of thuisloos waren of dat dreigden te worden. Ze stellen vast dat deze kinderen als het ware vluchtelingen worden in eigen land.
Niet alleen hebben ze geen eigen dak meer boven het hoofd en geen privacy, maar ze moeten ook van school veranderen. Vaak meer dan eens, omdat ze van de ene onzekere situatie naar de andere moeten verhuizen. Ze moeten hun hobby’s en hun vrienden achterla- ten. Ze kunnen nergens wortel schieten.
Dat zou niet zo erg zijn als de thuisloosheid maar van korte duur was. Helaas verblijft een op de drie kinderen langer dan een jaar in een onzekere woonsituatie
(zie hiernaast). Bijna de helft van de kinderen in de winteropvang ging daar een jaar eerder óók al naartoe.
Transitwoningen
Het zijn cijfers die de kinderrechtencommissaris bovenspit in het dossier ‘(N)ergens kind aan huis’. Hij stelt voor een regeling uit te werken waardoor gezinnen met kinderen niet zo snel uit huis kunnen worden geplaatst, toch niet zonder ze elders een waardig alternatief te bieden – andere landen doen ons dat al voor. Hij nodigt lokale besturen uit om in meer nood- en transitwoningen te voorzien. Ook voor jongeren die op hun 18 jaar uit de jeugdhulp vallen.
En hij vindt dat Vlaanderen hogere ambities mag hebben op het vlak van sociale woningbouw: ‘Wij scharen ons achter de vraag van het Steunpunt Wonen om de doelstelling van 50.000 nieuwe wooneenheden tegen 2025 op te krikken. Gezinnen met kinderen moeten vaak veel te lang wachten! De wachttijd voor een woning met drie kamers loopt op tot meer dan drie jaar.’
Vanobbergen hoopt ook dat het aangekondigde antidiscriminatieplan van de overheid zal ingaan tegen discriminatie op de huurmarkt, die vooral mensen met een vreemde naam treft, en ook leefloners en eenoudergezinnen.
Bijzonder jammer is dat er ondanks alle preventiecampagnes nog altijd veel partnergeweld wordt vastgesteld: er staan meerdere getuigenissen van slachtoffers in dit dossier en de politie doet jaarlijks 40.000 vaststellingen. Diverse gezinnen vertellen dat ze niet direct plaats vonden in de opvang – ook voor vluchthuizen zijn er wachtlijsten – en dat ze het geweld thuis daarom langer tolereerden.
Niet alleen hebben deze kinderen geen eigen dak meer boven het hoofd en geen privacy, maar ze moeten ook van school veranderen. Vaak meer dan eens