‘Onwetendheid brengt ons in gevaar’
Zeemonsters, draaikolken en verleidelijke sirenen: de oerkracht van de zee spreekt al eeuwen tot de verbeelding. Hugh Aldersey-Williams neemt je in zijn boek Het getij mee op een boeiende ontdekkingsreis langs zeeën en oceanen.
Elk jaar worden langs de Britse kust drie- tot vierhonderd wandelaars verrast door de snel opkomende vloed. Een nog veel groter aantal mensen raakt in de problemen met een bootje. Schrijver Hugh Aldersey-Williams, die in Norfolk woont en vaak de kust opzoekt, besefte dat ook hij maar weinig afwist van de werking van de getijden. Dat inspireerde hem een populairwetenschappelijk boek te schrijven over eb en vloed. In Het getij.
Wijsheid en wetenschap van eb en vloed bestudeert Aldersey-Williams de meest extreme verschijningsvormen van dit natuurfenomeen, zoals het sterkste getij ter wereld: in de Baai van Fundy bij Nova Scotia. Eén cyclus van eb en vloed veroorzaakt daar een niveauverschil van wel 15 meter en een duizelingwekkende waterverplaatsing van 160 miljard kubieke meter, 4 miljoen per seconde. Tijdens de speurtocht van Aldersey-Williams kijkt de lezer mee over de schouder van Galileo Galilei en Isaac Newton, van Aristoteles en Odysseus, Edgar Allen Poe en Charles Dickens. En hij ziet hoe inventief de mens gebruikmaakte van het tij, bijvoorbeeld door gevangenen bij laag water vast te binden aan een paal en de zee de executie te laten uitvoeren.
Waarom is het belangrijk dat we meer leren begrijpen van eb en vloed?
‘De helft van de wereldpopulatie leeft in de buurt van de kust, en veel mensen gaan graag naar zee voor recreatie. Onwetendheid brengt ons daarbij in gevaar. Mensen gaan in bootjes de zee op, of maken wandelingen langs strand en rotspartijen, en ontdekken plotseling dat het strand verdwenen is. Ik was geïnteresseerd in de wetenschap achter eb en vloed. Tweemaal per dag is er een cyclus van hoog en laag water, maar de tijdstippen en de hoogte van de getijden variëren op een complexe manier. Waarom is dat zo? Alle aspecten die eb en vloed veroorzaken zijn bekend: zwaartekracht, de elliptische baan die de maan beschrijft, hoe de stand van de zon ten opzichte van de maan springvloed of doodtij teweegbrengt. De getijdentabellen kunnen het allemaal zeer accuraat voorspellen, tot op de centimeter en minuut nauwkeurig. Toch gebeurt het geregeld dat het getij eerder of later is, of hoger dan verwacht. Dat komt doordat het weer en de wind ook van invloed zijn. Het is een vreemde paradox dat je eb en vloed zo precies kunt voorspellen en ze tegelijk zo variabel zijn. Dat intrigeerde me.’
Wie denkt aan getijden, denkt al snel aan ingewikkelde tabellen en een heleboel theoretische uitleg. Hoe vond u de veel spannendere vorm voor uw natuurkundige, geschiedkundige en cultuurhistorische ontdekkingsreis?
‘Toen ik me begon te verdiepen in dit onderwerp, greep ik eerst naar wetenschappelijke literatuur. Ik besefte al snel dat er ruimte was voor een populairwetenschappelijk boek over eb en vloed. Want al op pagina 10 van die boeken zat ik inderdaad te staren naar van die verschrikkelijke wiskundige vergelijkingen. Niemand wil dat lezen, en het maakt het onderwerp veel te abstract.’ ‘Met computers kunnen we tot ver in de toekomst de getijden voorspellen. We kunnen zelfs berekenen hoe hoog en laag het getij was op willekeurig welke dag en tijdstip in de zeventiende of achttiende eeuw. Al in de negentiende eeuw bestond er een machine waarmee ze de getijden berekenden. Maar ondanks al die kennis hangt er een grote mate van mysterie rond dit natuurfenomeen. Ik wilde een aantal bijzondere plekken bezoeken, en achterhalen of de verhalen erover op waarheid berustten.’
Zoals met de beruchte maalstroom bij de Faeröereilanden.
‘Precies. Ik had erover gelezen in een roman van A.S. Byatt, en dat leidde me terug naar Jules Verne en Edgar Allen Poe. Ik ontdekte dat de auteurs zelf niet bij de maalstroom waren geweest, en hun verhalen vermoedelijk hadden opgepikt van mensen in Noorwegen die op hun beurt waarschijnlijk óók helemaal niet bij de maalstroom zijn geweest. Zonder enige directe kennis wordt het verhaal steeds op anderen overgedragen, zoals bij het spelle- tje waarbij de ene persoon telkens iets aan de volgende doorfluistert. Schrijvers maakten iets wilds en angstaanjagends van de maalstroom. Ik was benieuwd of daar iets van klopte.’ ‘Ik kwam tot het besef dat we pas in de afgelopen decennia de oorzaak van fenomenen als de maalstroom zijn gaan begrijpen, doordat metingen hebben uitgewezen dat klippen en geulen op de zeebodem de getijdenstroom blokkeren. Daardoor wordt het water woelig, gaat het naar boven en beneden, en ontstaat er, soms, een maalstroom. Eeuwenlang kende men die oorzaken niet en deden de gekste verklaringen en verhalen de ronde, over verslindende draaikolken of zeemonsters die schepen verzwolgen. In de middeleeuwen klonk het aannemelijker dat een bepaald wezen verantwoordelijk was voor zulke rampen dan een onbezield natuurverschijnsel.’
Zonder kennis van eb en vloed had Europa er waarschijnlijk heel anders uitgezien, omdat invasies vroeger vooral van over zee werden uitgevoerd. Het had weinig gescheeld of D-day was héél anders afgelopen.
‘Als je iemands land wilt binnenvallen, moet je weten hoe eb en vloed daar werken. De Saksen en Vikingen hebben geregeld de Britten verslagen, omdat ze de getijden beter begrepen. Met D-day was het zo dat de marine besefte dat er uitzonder-