Hoogopgeleide IJslanders krijgen minder kinderen. Daardoor worden hun genvarianten schaarser, en neemt het nationale IQ iets af.
Op IJsland verdwijnen genvarianten die vaker bij mensen met een hoge opleiding voorkomen. Die genvariaties worden zeldzamer doordat mensen met een hogere opleiding later en minder kinderen krijgen. Het betekent dat het gemiddelde IQ op IJsland iedere tien jaar 0,04 tot 0,3 IQ-punten lager wordt.
Het kleine effect is gemeten bij IJslanders die tussen 1910 en 1990 zijn geboren. Dat melden IJslandse en Nederlandse onderzoekers in de Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS).
De vaststelling heeft niets te maken met de geïsoleerde positie van de IJslandse bevolking, bij wie al eeuwenlang nauwelijks genen van buitenaf binnenkomen. De vorsers stelden gewoon in IJsland vast wat ruim 85 jaar geleden in het Verenigd Koninkrijk al werd voorspeld – niet enkel voor Britten, maar in het algemeen. De PNAS- onderzoekers verwijzen naar die voorspelling: de genen die nodig zijn voor het bereiken van een hoge opleiding, of hoge intelligentie, zouden verdwijnen als mensen met een hogere opleiding minder kinderen krijgen dan mensen met een lagere opleiding.
Hoger opgeleide mensen hebben – zoals alle mensen – de neiging om binnen hun sociaaleconomische groep te trouwen, en ze krijgen inderdaad vaak minder kinderen. Het had dus zin om na te gaan of de aanwezigheid van ‘intelligentiegenen’ in de totale bevolking daalde, mee met het aantal kinderen van hooggeschoolde ouders. Maar dat vergt goede gegevens over veel mensen en over veel generaties van hun voorgeslacht. IJsland heeft zijn bevolking altijd uitstekend gedocumenteerd, al eeuwenlang.
Rond 1930 was de eugenetica, de beweging die als ‘goed’ beoordeelde erfelijke eigenschappen wilde beschermen en bevorderen, populair onder veel linkse en liberale Britten. Die maakten zich ernstig zorgen over een degeneratie van de mens. Dat doen de IJslanders nu niet. Zij zien een piepklein nuances.
Ze berekenen bijvoorbeeld een afname van het IQ per decennium van 0,04 tot 0,3 IQ-punt, veroorzaakt door een afname van hoge-opleiding-genvarianten. Maar in werkelijkheid, werpen ze tegen, stíjgt het IQ in de westerse wereld iedere tien jaar met ongeveer 3,0 IQ-punten. Dat is het Flynn-effect. Het wordt toegeschreven aan veranderende sociaaleconomische omstandigheden en de toenemende technologisering van de maatschappij. Kennelijk zijn de genen niet de belemmerende factor in het leervermogen van de mens, anders zouden mensen niet ‘slimmer’ blijven worden.
Eer je kunt kijken of mensen met ‘intelligentiegenen’ minder kinderen krijgen, moet je uiteraard wel weten welke genen met intelligentie te maken hebben. Wat weer inhoudt dat je moet weten wat je bedoelt met intelligentie. Daarover wordt nog flink gebakkeleid. De vorsers hielden zich buiten dat debat door te kijken naar de effect en bedelven dat onder