Minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) zit halverwege zijn mandaat. In plaats van achteruit te kijken, legt hem twee uitdagingen voor.
Het contrast met andere landen is groot. Het lijkt mij de taak van de minister van Financiën, zeker als die zoals jij over een doctoraat in de economische wetenschappen beschikt, om de modellen die gebruikt worden en het hele begrotingsproces in de schoot van de regering fundamenteel bij te sturen.
Een tweede belangrijke uitdaging is een drastische aanpak van de fiscaliteit. Een van jouw stokpaardjes is een hervorming van de vennootschapsbelastingen. Je pleit voor een substantiële verlaging van het tarief, waarbij de impact op de begroting gecompenseerd moet worden door te schrappen in de talrijke belastingkortingen. Je hebt opnieuw gelijk! Het systeem is vandaag totaal niet transparant, oneerlijk en inefficiënt. Sommige bedrijven slagen erin om nauwelijks belastingen te betalen door creatief te boekhouden. Vooral kmo’s zijn daar het slachtoffer van. Zij moeten inleveren op hun winstmarges om competitief te blijven.
De oplossing is inderdaad de aftrekposten verminderen, in combinatie met een lager tarief. Dat is transparanter, de fiscale controles zullen minder kosten, bedrijven moeten minder fiscale spitstechnologie gebruiken en de overheid zou de belastingopbrengsten beter moeten kunnen voorspellen. Ik hoop wel dat dit geen gat in de begroting zal slaan. De methodes die gebruikt worden om het te becijferen, doen mij eerlijk gezegd het ergste vrezen.
Maar wat ik vooral hoop, is dat je met dezelfde overtuiging de wirwar aan belastingen op vermogenswinsten zal aanpakken. Die zijn vandaag ook fundamenteel oneerlijk en economisch inefficiënt. Bedrijven die winsten (na vennootschapsbelastingen) aan de eigenaars uitkeren, zoals de meeste van onze kmo’s, betalen daar 30 procent roerende voorheffing op. Wie daarentegen zijn winsten in het bedrijf oppot (waardoor het vaak niet in de economie terechtkomt) en het op een dag met een meerwaarde van de hand doet, ontloopt de belastingen. Wie zijn kapitaal in vastgoed en kunst belegt of op spaarboekjes parkeert, betaalt ook geen (of nauwelijks) belastingen op de winsten. Dat weegt op de economie. In tegenstelling tot aandelenkapitaal voor bedrijven, leveren duurdere stenen en kunst immers geen jobs op.
Er is geen enkel argument voor deze ongelijke fiscale behandeling, die nota bene groter en schadelijker is dan de bestaande verschillen in de vennootschapsbelastingen. Vooral kleinere bedrijven en zelfstandigen zijn er opnieuw het slachtoffer van. Zij moeten het gevecht met andere bedrijven aangaan met de handen op de rug gebonden, en dat weegt op de appetijt om te ondernemen.
De meest voor de hand liggende oplossing is een dual income tax. Het principe, dat al bestaat in de Scandinavische landen, is zeer eenvoudig. Arbeid en vermogen worden apart belast. Voor arbeidsinkomsten verandert er niets. Maar in plaats van de huidige fiscale koterijen en aparte tarieven voor inkomsten uit vermogen, worden zij nu samengeteld en op dezelfde manier belast: spaarboekjes, obligaties, vastgoed, dividenden, meerwaarden op aandelen, enzovoort. Dat kan al dan niet met een belastingvrije sokkel. Het is perfect mogelijk om deze hervorming te doen zonder dat de globale belastingdruk stijgt. Door de grotere belastingbasis zal dit neerkomen op een significante daling van het bestaande tarief (roerende voorheffing), net zoals je van plan bent met de vennootschapsbelastingen!
Het systeem met een enkel tarief is zeer transparant, wat het moeilijker maakt om de belastingen sluipend te verhogen, terwijl de belastinginkomsten voorspelbaarder worden. Bij een dual income tax zal ook het geld dat vandaag op spaarboekjes geparkeerd staat of in stenen zit, geactiveerd worden. Er zal massaal geld naar aandelen en bedrijven stromen.
Als je intellectueel eerlijk bent en ondernemen echt wil aanmoedigen, dan hervorm je niet alleen de vennootschapsbelastingen, maar ook de belastingen op vermogenswinsten. Zelfs al komt dit voorstel van een coalitiepartner.
Ik wens je veel succes met deze twee uitdagingen en kijk uit naar het eindrapport in 2019. Met hartelijke groet, Gert Peersman