MIJN BESTE VRIEND
Onze buurt groeide rond een psychiatrische instelling, honderd jaar geleden. Logisch dat de bewoners van de instelling het recht hebben te blijven rondhangen, zij waren hier als eerste.
Naar aanleiding van krantenreportages over de psychiatrie is er discussie. Hoe positief of negatief hoor je te zijn over psychiatrie? Als je te positief bent, zie je slechte behandeling of onwetenschappelijkheid over het hoofd. Als je te negatief bent, versterk je het stigma voor patiënten.
Ik kan enkel zeggen dat de bewoners onze buurt kleuren. Voortdurend zijn er wonderlijke, kleine ontmoetingen. Er is het meisje dat aanbelt voor brood en kaas, een diepe nood die hoogdringend gelenigd moet worden. Er is de man die zijn hoofd omhoog steekt over onze omheining. Of we wormen hebben in onze composthoop? Hij wil gaan vissen. Een paar dagen was ik zijn wormendealer. Er is de joviale man die mij vaak begroet als een vriend van jaren ver.
Zoals ook bij mensen buiten de psychiatrie, is de verdoving het ergste om te zien. Verleden week was de joviale man afgesneden van de werkelijkheid, in een door medicijnen veroorzaakte onverschilligheid. Zijn sigaretje viel uit zijn mond, pas tien meter verder had hij het door. Traag keerde hij terug, vond na lang zoeken zijn peukje terug. Of ik vuur had, meneer?neer? Zijn ogen zeiden dat hij me nog nooit hadh gezien. Ik weet ondertussenond dat ik niet moet panikeren. Volgende week, als het hem
beter gaat, ben ik weer zijn beste vriend vriend.