Ons onderwijs en ál onze scholieren zouden baat hebben bij een centrale toets, zeggen en IJkingstoetsen: meten is weten
Eergisteren pleitten academici voor de invoering van centrale, gestandaardiseerde ijkingstoetsen voor leerlingen, op belangrijke momenten in het onderwijs. De onderwijskoepels reageerden sceptisch, en zowel het katholiek als het gemeenschapsonderwijs betwijfelden meteen het nut van dergelijke toetsen (DS 21 februari). Jammer genoeg.
Vlaanderen is een buitenbeentje. Nergens in de Oeso moeten leerlingen in het secundair onderwijs meer toetsen en examens afleggen, terwijl evengoed nergens minder gestandaardiseerde toetsen afgenomen worden. Terwijl zowat alle buurlanden (al dan niet bindende) ijkingstoetsen hebben, bestaat dit in het Vlaamse secundair onderwijs niet. Enkel in het basisonderwijs organiseren de katholieke en stedelijke onderwijskoepels zelf respectievelijk interdiocesane toetsen en OVSGtoetsen, wat de facto eigen ijkingstoetsen zijn, zij het over een beperkt aantal onderwerpen. De resultaten zijn bovendien niet publiek en ze worden vooral gebruikt voor interne kwaliteitsbewaking van scholen. Dit terwijl publieke data over schoolprestaties, en het vergroten van aansprakelijkheid, leiden tot beter onderwijs. Een gemiste kans.
Ook voor studie-oriëntering: in het Vlaamse onderwijs maken veel leerlingen de verkeerde studiekeuze, zowel in het secundair als het hoger onderwijs. De recente discussie over de brede eerste graad illustreert dat de oplossing vooral gezocht wordt in de menukaart, en te weinig in het verbeteren van het keuzeproces zelf. Studieadvies gebeurt te vaak op basis van subjectieve elementen, die vatbaar zijn voor allerhande vooroordelen. Toch moet ook het onderwijs, dat zelf zo graag evalueert, weten dat meten weten is. Een objectieve inschatting van vaardigheden en kennis, op basis van een ijkingstoets, los van de lokale schoolcontext, kan wonderen doen voor onze haperende studiekeuze.
IJkingstoetsen zijn een essentieel deel van een professioneel studieadvies. Ook al zijn ze niet bindend, ze worden best wel verplicht, ter aanvulling op algemene oriënteringsproeven zoals SIMON (Universiteit Gent). Zo wordt elke leerling optimaal geïnformeerd voor een vrije studiekeuze.
Gestandaardiseerde centrale toetsen verhogen ook het eindniveau van leerlingen. Internationaal onderzoek toont dat toetsen en doelen stellen een middelgroot positief effect hebben op leren. Leren is uitdagen. Tegenstanders stellen dat ijkingstoetsen ertoe leiden dat het onderwijs op den duur ingericht wordt in functie van de test. Als een goede test echt meet wat leerlingen moeten leren, is dat echter geen bedreiging, maar net een goede zaak. Teaching to the test garandeert dan net leren van wat inderdaad geleerd moet worden.
Universiteiten en hogescholen die geconfronteerd worden met een steeds grotere instroom krijgen een beter zicht, en een garantie, op het aanvangsniveau van de studenten. Zo bevorderen ijkingstoetsen meteen ook de kwaliteit van het hoger onderwijs.
IJkingstoetsen zijn geen bedreiging van gelijke kansen in het onderwijs. Ze verkleinen net de kans dat aan kwetsbare leerlingen mindere eisen gesteld worden. Uit Pisa-onderzoek blijkt dat landen die het goed doen voor sociaal kwetsbare kinderen net heel hoge eisen stellen aan deze kinderen. Het zijn de leerlingen met een moeilijke thuissituatie die op school moeten worden uitgedaagd. Onderwijs mag niet sociaal elitair zijn, maar wel intellectueel ambitieus. De lokale evaluaties in het Vlaamse onderwijs zijn heel contextgebonden, en leiden tot immense verschillen tussen scholen. IJkingstoetsen zijn cruciaal om deze verschillen te verkleinen.
Ten slotte, toetsen zijn inderdaad momentopnames maar dat zijn lokale examens ook. Voor de huidige examens wordt de vraag naar de voorspellende waarde gewoon onder de mat geveegd. Dit terwijl ijkingstoetsen wetenschappelijk gevalideerd moeten en zullen worden. Om te vermijden dat je vooral de samenstelling van de school meer, voer je best herhaalde metingen in, doorheen de schoolloopbaan, zodat je vooral leerwinst kunt onderzoeken (na een nulmeting, zoals bij de 7-jarigen in Engeland). Dit komt scholen ten goede die goede resultaten boeken met een uitdagende schoolpopulatie.
IJkingstoetsen zijn om al die redenen een uitstekend idee, tenminste voor het meten van leerprestaties. Natuurlijk zijn ook persoonlijke en culturele ontwikkeling belangrijk. Net daarom verdienen deze vormingsaspecten allicht andere instrumenten, zonder dat dit haaks hoeft te staan op cognitieve ontwikkeling.
OVSG, de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten en ontwikkelaar van de OVSGtoets voor het zesde leerjaar, staat achter een algemene eindtoets voor de lagere school, vooral in functie van interne kwaliteitszorg.
Bijna alle gemeentelijke en stedelijke basisscholen GO!-scholen doen nu al vrijwillig mee aan onze toets. Ze willen bewust werken aan kwaliteitsvol onderwijs. De toets helpt daarbij en stelt hen in staat om de eigen werking te evalueren. De vraag die ze zich stellen: ‘Bereiken wij als team met onze kinderen de eindtermen en leerplandoelen?’
De school krijgt feedback, cijfers ter vergelijking en materiaal om mee aan de slag te gaan. Ze kan de resultaten analyseren en zo nodig verbetertrajecten opstarten. Zo bouwt ze permanent aan kwaliteit.
De toets is voor de leerling in elk geval geen toegangsticket voor het secundair onderwijs. Dat zou de leerling én het schoolteam onrecht aandoen. Het is een ‘alle-talenten-toets’ waarin niet alleen taal, rekenen of wereldoriëntatie aan bod komen, maar ook praktische proeven voor verkeer, techniek, drama, lichamelijke opvoeding… Die zijn net zo essentieel voor de brede vorming die het basisonderwijs geeft, maar ze zijn hoe dan ook moeilijker te meten. Een eenmalige klassikale toets kan nooit de ‘hele leerling’ in beeld brengen.
Wie heeft dan wel zicht op de ‘hele leerling’? Daarvoor kunnen we vertrouwen op het schoolteam dat een basisschooltijd lang gewerkt heeft met het kind en zijn talenten en groeiproces kent. De klassenraad is het best geplaatst om de leerling te evalueren. Een eindtoets is één element van die evaluatie, maar niet het enige.
Opvallend is dat in deze discussie gekeken wordt naar ‘ons omringende landen’. Hebben we dan te leren van de onderwijssystemen van onze buren? In onderzoek wordt vaak verwezen naar Finland en Canada als een ‘onderwijswalhalla’. Het is net in deze landen dat jonge leerlingen maar beperkt getoetst worden en dat er een groot vertrouwen bestaat in de scholen en hun teams.