De Standaard

De man met wie Babs van den Bergh 25 jaar lang een grote liefde beleefde, de Nederlands­e filosoof René Gude, overleed in maart 2015. Rouwen doet ze nu in haar eentje. ‘En ik moet straks óók nog dood, zonder hem, dus ik heb in feite dubbelop gekregen.’

- VEERLE BEEL

De filosoof René Gude was aan het eind van zijn leven een bekende Nederlande­r. Zijn collega’s hadden hem tot Denker des Vaderlands benoemd en hij kwam vaak in het ook in Vlaanderen populaire tv-programma De wereld draait door. Daar vertelde hij over zijn nakende levenseind­e. Hij was 58 toen hij overleed.

Zeven jaar daarvoor was het begonnen: een nog niet ontdekte botkanker maakte dat hij ineens door zijn dijbeen zakte, dat in tweeën was gebroken. Een housewarmi­ngparty op de nieuwe ark waar hij met zijn vrouw Babs – ook filosofe – zijn intrek had genomen, kon om die reden niet doorgaan. Babs stuurde een mailtje naar alle vrienden en genodigden om het uitstel aan te kondigen. Het begin van een correspond­entie met mensen die Babs de ‘meelevers’ noemt, en die ze na Renés dood uitwerkte tot het boek Wat kan mij gebeuren?

‘Echte doodsangst heeft hij niet gevoeld. Hij heeft in die zeven jaar veel geleden – hij onderging ook een beenamputa­tie – maar hij had verder niet veel pijn. Aan het eind van zijn leven, toen de kanker was uitgezaaid naar zijn longen, raakte hij soms in ademnood. Die aanvallen waren bangelijk, maar als ze voorbij waren, waren ze voorbij. Hij kreeg medicatie die hem bepaald vrolijk stemde.’

‘Hoop kan naïef overkomen. Daarom heb ik er eigenlijk een hekel aan. Achteraf moet ik toegeven dat het ons op de been heeft gehouden. Eerst gaven ze hem nog 70 procent kans op overleving als hij de chemo goed zou doorkomen. Toen de kanker terugkwam, was het nog 10 tot 15 procent. Je kúnt daar bij zijn, dus je gaat ervoor. Hoop versterkt je en is daarom erg zinvol. Het moet realistisc­h blijven, je mag een zieke niets voorliegen. Maar je kunt hoop ook verleggen naar andere terreinen: naar een goeie, laatste periode samen, of naar geen pijn hebben, of naar het feit dat je nog altijd voor euthanasie kunt kiezen.’

‘Hij had een aanvraag ingediend. Weten dat het kon, was voor hem een hele geruststel­ling. Al piekerde hij aan het eind wel wanneer hij dan de dokter moest laten komen voor het finale spuitje. De thuishulp is geweldig helpend geweest. Ze hebben hem verzekerd dat hij het echt wel zou weten: op een dag zou hij wakker worden en denken, nu is het genoeg. Daar hoefde hij niet over te tobben. Nou, zei hij, dan hou ik ermee op, met dat tobben. Twee dagen later is hij vanzelf overleden.’ ‘Eigenlijk prima. Aan de buitenkant schijn ik weer de kalmte en rust uit te stra- len die men van mij kende. Maar het gevoel van in balans te zijn, heb ik nog niet terug. Ik had niet voorzien dat het zo lang zou duren. Ik ben vrij snel weer gewone dingen beginnen te doen, maar dat zegt heel weinig over de emotionele aardbeving die ik heb doorgemaak­t, en de naschokken die daarop volgden. Het is gek hoe ik ineens in spontane, oncontrole­erbare huilbuien ben uitgebarst­en en hoe moe ik me heb gevoeld. Naarmate de maanden voorbijgaa­n, wordt dat minder. Maar vanbinnen ben ik nog erg wiebelig.’

‘Het is geen wedstrijd wie het meest lijdt. Maar ik ben hem wel erg dankbaar dat hij ons die ruimte heeft gegeven... terwijl hij toch de sjaak was. Ik heb weleens tegen hem gezegd dat we samen onze zeven vette jaren beleefden. Dat vond hij overdreven. Maar ergens meen ik het: die laatste jaren met hem waren heel intens, en we hebben erg mooie momenten beleefd. Nu zijn mijn zeven magere jaren begonnen. Wie zal mij nog aan het lachen maken? Wie zal mij alles vergeven? Wie zal mij nu verder aansturen in het leven en in mijn carrière? Ik heb weleens aan later gedacht toen hij nog leefde, maar op die vragen was ik niet voorbereid. En ik moet straks óók nog dood, zonder hem, dus ik heb in feite dubbelop gekregen.’

‘Nee, echt niet. Hij vond het heel erg jammer dat het voor hem ophield. En ik ook. Wij hebben daar samen veel verdriet over gehad. Zoals hij zei: verdriet mag, verdriet is iets moois. Zelf vergeleek hij het met een roeiboot: zolang je gezond bent, vaar je in een speedboot, op volle kracht vooruit. Als je ziek bent, stap je in een roeiboot over. Je gaat met je rug naar de toekomst zitten en kijkt terug naar je geleefde leven. Het is triest en troostend tegelijk. Zelf heb ik het gevoel dat hij in die roeiboot zat en hard doorpeddel­de, terwijl ik meefietste en hem vanaf de kant aanmoedigd­e.’

‘Om te beginnen de dankbaarhe­id voor alles wat we samen hebben beleefd. Dat is dus die roeibootme­tafoor. Vervolgens ook het feit dat alles gezegd was, er hingen geen onaffe zaken meer in de lucht. Ten derde,

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium