DE IJSBERG VAN DE PARTICRATIE
Het is niet goed of het deugt niet. Want zonder dat er eerst een crisis uitbreekt, krijgt een probleem nooit politieke aandacht. Tot die crisis toch uitbreekt, onverwacht, zoals crisissen dat gewoonlijk doen. Dan kunnen politici daar alleen paniekerig op reageren, en prutsen ze aan een detail hier of ze stellen een symbolisch gebaar daar. Zoals nu het geval is met de crisis rond de intercommunales.
Het was al tekenend dat, toen de crisis in het Luikse uitbrak, Vlaamse politici in blinde eigenwaan opperden dat Vlaanderen veel te keurig is voor zulke infame PS-streken. Alsof ze hoopten dat ze zo de crisis aan de taalgrens konden tegenhouden. Toen dat niet lukte, bleken, net als in Franstalig België, alle gevestigde partijen er hun part in te hebben. Want dat is de traditionele Belgische politieke cultuur en als die ook in haar ergste uitwassen onuitroeibaar blijft, is dat alleen omdat ze zoveel voordeeltjes te bieden heeft – voor iedereen.
De paniek toont zich in de schrijnende zwakte van wat sinds een dikke week al ter tafel ligt. Een commissie – nog maar eens een commissie – die zich over deontologie buigt. Ideetjes om lonen te verlagen en extra zitpenningen af te schaffen. Partijen die zich reppen om lijsten met mandaten in intercommunales en si en la te publiceren – terwijl andere zwijgen als vermoord om toch maar niet hetzelfde te moeten doen. Politici die met hun belastingaangifte zwaaien – maar wel al voorrekenen, heb erbarmen, hoe weinig ze vangen voor al dat harde werk waarvoor ze vrouw en kind verwaarlozen.
Sommigen opperen zelfs om het aantal verkozenen te verminderen, vooruit, nu we bezig zijn, zelfs om dat meteen te halveren. Dat kan tellen als antipolitiek: alsof het kwaad onuitroeibaar is en de democratie haar parlementen en gemeenteraden alleen kan gevuld krijgen met potentiële graaiers en fraudeurs. Wat uitsluitend op te lossen zou zijn door die zakkenvullers in aantal te beperken, zodat ze, als een noodzakelijk kwaad, gemakkelijker in de gaten te houden zijn.
Maar zou dat laatste ook wel gebeuren? Nu al verzuimen elk jaar vele tientallen politici om hun mandaten bij het Rekenhof te melden, zonder dat daar een haan naar kraait. Omgekeerd: er viel nooit veel te onthullen over Kamervoorzitter Siegfried Bracke (N-VA), want die had zijn ‘bezoldigde’ adviseurschap bij Telenet wel degelijk bekendgemaakt zoals het hoort. Het probleem lag elders: dat niemand daar graten in zag, en hijzelf al zeker niet.
Dat laatste wijst er al op dat gebrek aan financiële transparantie niet het ware democratische zeer is. Openheid over geld leidt nu vooral tot een gênant vingerwijzen naar andermans knullige pogingen om inkomsten weg te moffelen, in het beste geval blijft het bij een tenenkrullend exhibitionisme. Zo mogen we voortaan weten dat de Essense schepen Helmut Jaspers (SP.A) twee bestuursfuncties bekleedt bij de tweeledige intercommunale Igean, die hem elk 37 euro ( ja, bruto) per vergadering opbrengen, en zo zijn er tien per jaar. Tel uit je democratische winst.
Het graaien (vaak slechts om klein gewin) is niet meer dan een neveneffect. Het gebeurt in een schemerzone die de uitwas is van een veel kwalijker fenomeen, de particratie, de ondoorzichtige macht van politieke partijen. Het probleem ermee ligt niet in de macht van voorzitters om te beslissen over coalities of over wie minister of burgemeester mag worden. Onder de waterlijn schuilt een veel grotere ijsberg van onzichtbare, soms informele maar daarom niet minder reële macht. Die macht trekken regerende partijen naar zich toe door de publieke besluitvorming weg te halen uit parlementen of gemeenteraden. Ze koloniseren en verkavelen die en hevelen ze over naar veel discretere, technocratische cenakels waarop nauwelijks of helemaal geen politiek of democratisch toezicht bestaat – en dat vooral niet wordt aangemoedigd.
Daar komen die mandatarissen in onder meer de intercommunales van pas: zien ze ogenschijnlijk toe op de publieke zaak, in feite wordt alles elders bedisseld. Dat ze politiek al eens van mindere garnituur zijn en de bestuursfunctie als troostprijs krijgen, is allerminst een hinder, integendeel, zolang ze maar trouw op het partijbelang letten. Bart Nevens (N-VA) bestond het zelfs om (in De Tijd) te jammeren dat niemand hem zei dat het hem als Vlaams Parlementslid was verboden om bestuurder te worden bij een intercommunale – als het checken van zijn eigen statuut al te veel gevraagd was, zal zijn controle op de jaarrekening ook wel meevallen, zeker?
Niet het graaien door die bestuurders is het grote probleem, wel hun rol als pion in die ondoorzichtige concentratie van arrogante macht. Alle draadjes komen samen bij de partijtop. Daar spelen intercommunales en hun satellieten hun rol. Nog belangrijker zijn de voorrechten die regerende partijen opeisen. Ze doen politieke benoemingen in de ambtenarij of parastatale instellingen. Hun met apparatsjiks volgestouwde ministeriële kabinetten overvleugelen zelfs het parlement. Verder concentreren politici de macht door mandaten te cumuleren. Of ze cumuleren politieke functies met mandaten in bedrijven.
Nog efficiënter zijn politieke zetbazen als Marc Descheemaecker (N-VA): niemand heeft hem ooit verkozen, maar hij is wel voorzitter van Brussels Airport en van De Lijn, en bestuurder bij de NMBS, met nog een reeks mandaten in de publieke financiële sector erbovenop. Wat die cumulatie hem financieel opbrengt, is onbekend, maar het zal niet weinig zijn. Wat die opstapeling van macht de bevolking opbrengt, bijvoorbeeld inzake mobiliteit, is al even schimmig, maar het zal, de klachten over De Lijn kennende, niet veel zijn. Wie er zeker baat bij heeft, is de partij, die via dergelijke acolieten veel dikke vingers in de pap houdt. Maar nooit legt ze daar democratisch rekenschap over af – en dat vindt ze volstrekt normaal.
Maar zou de politieke aristocratie nu wel degelijk zijn bevangen door paniek? Ze is vandaag vooral bezig met het beperken van de schade door de aandacht af te leiden naar klein gemier over zitpenningen. Al die nieuwe ideetjes over geld en transparantie zijn slechts een rookgordijn dat de machtsgreep van de politieke elite blijvend aan het zicht moet onttrekken – en bestendigen.
En dat heeft een prijs. Zopas zakte België in de Democracy Index van het Britse blad The Economist naar de 35ste plaats. Want het land is een ‘ gebrekkige democratie’, met een politieke cultuur die burgers wantrouwt en hen het liefst zo ver mogelijk van het beleid weghoudt. Participatie is een hinder, tegenspraak niet toegestaan. Paternalistisch, hautain en paranoïde als ze is, zoekt de regerende elite bij de bevolking hooguit het sussende, passieve ‘draagvlak’, maar vooral geen democratisch engagement. Sociaal machtelozen ziet ze – look who’s talking – per definitie als luiaards en fraudeurs.
Zo sluit die elite zich af van innovatie en creativiteit, waardoor haar bestuurskwaliteit steeds verder aftakelt. Met impasses van Oosterweel tot Zaventem als gevolg, voorbeelden te over, Vlaamse net zo goed (of net zo erg) als federale.