De Standaard

SPRAKELOOS ZIJN, LATEN WE DAT DOEN

-

Maart vorig jaar . De 22ste. H et was een zonnige ochtend, maar er raakten die dag mensen met bloed besmeurd. Z oals op 9/11, toen scheen de zon ook. Bi j de onder tussen iconische foto van Nidhi Chaphekar, de stewardess die geschokt op een bank zat in de verwoeste hal in de luchthaven van Zaventem, kon ik maar aan één zin denken: ‘ Goden, vanwaar dat bloed dat mij opeens bespat?’

Die fascineren­de woorden komen uit de mond van Orestes in Andromaque, de Franse tragedie van Jean Racine. Aanslagen confronter­en ons inderdaad met tragiek, ge weld en bloed. Ook de ste wardess was met bloed bespat en wist nie t eens of het haar bloed was of dat van een ander slachtoffe­r. Sprakeloos was ze. Stil zijn en staren in de ver te was het enige wat ze kon doen. Het stond in schril contrast me t he t oor verdovende gebabbel op radio en tele visie.

Samen me t he t gebabbel k wamen meteen na de aanslagen de beschuldig­ingen op gang . Een minister haalde zwaar uit naar een verbinding­sfiguur in Turkije, instanties schoven elkaar de zwartepiet door. En daarna natuurlijk, zoals bij elke aanslag, was er het geroep om meer beveiligin­g en informatie, en de vraag waarom niemand dit had kunnen voorzien. Maar er waren vooral uithalen en beschuldig­ingen, zoals die over een significan­t aandeel dansende moslims. Telkens met als boodschap dat het bloed vooral aan de handen van een ander kleeft, dat anderen hebben gefaald.

Beschuldig­en en uithalen, he t zi jn twee werkwoorde­n die na 22/3 frequent zijn ingeze t om uit te mak en wie de grootste schuld zou dragen. De aanslagple­gers denk je dan, maar zo werkt dat blijkbaar niet. Altijd is er wel een ambtenaar aan te wijzen die even niet oplette, of een dienst die niet snel genoeg de informatie heeft doorgegeve­n, of een andere dienst die ze nooit heeft ontvangen. Zo werkt het doorgaans tussen diensten, maar bi j aanslagen wordt zoie ts ondraaglij­k vanuit die ene allesbepal­ende vraag: wie had dit kunnen voork omen?

Die vraag is wat mij betreft al een stap te ver. Moeten we ons niet eerst afvragen hóé je zoiets kunt vermijden? Natuurlijk kun je altijd schuldigen aanwijzen en bij flagrante fouten moet dat ook, maar hoe ga je daarna verder? Alti jd alles be waken? Over iedereen informatie bi jhouden? Het drama van een wereld als de onze is dat, zelfs al vind je een schuldige, geen be veiliging of beschermin­g groot genoeg zal zijn om aanslagen de wereld uit te helpen. Alti jd zullen er plaatsen zijn waar mensen samenkomen. Wie de ingang van een gebouw controleer t om de mensen in he t gebouw te beschermen, weet dat de rij die zich voor het gebouw vormt, he t nieuwe doelwit kan zijn. En als je die rij bewaakt, is er altijd wel een andere plaats die niet wordt bewaakt, omdat je daar geen problemen verwacht.

De belangrijk­ste eigenschap van he t onverwacht­e is dat het onverwacht­s gebeurt, zelfs al zit je er met je neus bovenop en beschik je over veel informatie. Het ondraaglij­ke is dat on verwacht geweld vaak, tegen alle veiligheid­smaatregel­en in, om kinderli jk een voudige handelinge­n gaat. Een zelfgemaak­te bom, een taxirit, een tas: boem. En een dader die daarna rustig naar huis wandelt – tenslot te scheen die dag de zon. Het banale karakter ervan maakt geweld des te ondraaglij­ker.

We zi jn bi jna een jaar later . Slachtoffe­rs en nabestaand­en bli jven verbijster­d en verstomd achter. Vorige week las ik dat een minister nog maar eens uithaalt, naar de verzek eraars deze k eer (DS 9 maart). Opnieuw beschuldig­en dus. N atuurlijk moeten de slachtoffe­rs vergoed worden – of, beter, ze hadden al lang vergoed moeten zijn. En zeker, waar we kunnen, moeten we antwoorden ge ven. M aar behalve de praktische orde is ook een houding nodig, een gebaar dat recht doe t aan die dieptragis­che gebeurteni­ssen, ie ts op he t niveau van de zin van Orestes. Een aantal vragen zal alti jd onbeant woord blijven: vanwaar he t bloed dat mi j besmeurt, waarom ben ik besmeurd en niet een ander, waar komt het bloed vandaan, waarom moe t er bloed vloeien? Uiteindeli­jk blijven die existentië­le vragen over bij de slachtoffe­rs en hun nabestaand­en.

Om het leed van hun verbrijzel­d leven te verzachten, is er meer nodig dan praktische vragen beantwoord­en. Bij tragiek en ge weld hoor t vooral sereniteit. En stilte, dat ook. Uit respect voor Nidhi en alle anderen. Als het er echt op aankomt in dit leven, als het om het leven en de dood zelf gaat, houden we vaak alleen nog de stilte over. Het liefst zou ik willen dat we de k omende dagen wat stiller worden, dat we me t gedempte stem spreken en een serene atmosfeer creëren. En dat we ons verbijster­d afvragen waarom het leven zo tragisch kan verlopen. Er rest nog een week om onszelf voor even het zwijgen aan te leren. Samen zwijgen kan zo veelzeg gend zijn.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium