Hé sjoeke!
‘H abibi’ en ‘habiba’: de twee songtitels flaneren tegelijk in onze hitlijsten. Tamino, de fluwelen jongen uit De Nieuwe Lichting, doet de habib eindigen op een i. Hollands hiphopfenomeen Boef doet het eindigen op een a. Gesjoemeld met de grammaticale uitgang?
Welnee. Na een Brussels straatlesje denk ik dat ik het doorheb. Het begint, zoals wel vaker in de muziek, bij de liefde. ‘Hob’: zo klinkt het woord voor die liefde ongeveer in het Arabisch – een beetje zoals ‘my hubby’, ‘mijn vent’ in het Engels. Uit die ‘hob’ zijn een aantal kinderen voortgekomen:
• ‘Habib’. De basis aller schatten. Gewoon ‘schat’ dus. Kan je zeggen tegen een man en een vrouw. Als een man het tegen een man zegt, betekent het simpelweg vriendschappelijk ‘maat’. Zoals het WestVlaamse ‘moat’.
• ‘Habiba’. De iets elegantere schat. Kan je alleen kwijt aan een vrouw, niet aan een man. Betekent dus zelden ‘maat’, laat staan ‘moat’.
• ‘Habibi’. De bezitterige schat. De basis aller schatten met een istaart eraan. Zo’n istaart is:
‘van mij’. ‘Mijn schat’ dus. Te gebruiken voor een man of een vrouw. In het geval van man tot man: ‘mijn maat’. Of in geval van man tot vrouw en in een fluitendebouwvakkerscontext ook te lezen als: ‘joehoe sjoeke’, ‘hey pstpstkstkst poeske’.
• ‘Habibati’. De bezitterige iets elegantere schat. Exclusief voor vrouwen. De istaart krijgt er een t bij om klinkerbotsing te vermijden. Maar in het snelle leven kan er een stukje wegvallen. En dan krijg je ‘habibti’, ‘mijn liefste’ dus. Eveneens te negeren in de context van straatroeperij.
‘Hob’, ‘habib’, ‘habiba’, ‘habibti’. Voilà, u kent de vervoeging van de liefde en haar derivaten. Doe er uw voordeel mee. Ook bij het meezingen.
‘Habibi’ betekent ‘mijn schatje’: te negeren in fluitendebouwvakkerscontext