‘Je moet heus niet alles samen doen’
Terwijl de hippies in communes zowat alles deelden – tot de liefde toe, staan cohousers nu veel meer op hun privacy. ‘De groep is belangrijk, maar het familieleven gaat voor.’
‘We hebben een basisakte met regels, maar in dertig jaar tijd hebben we die maar twee keer moeten bovenhalen om een geschil te beslechten’ ANNE DE CANNIÈRE
‘Na dertig jaar samenwonen ken je je buren door en door, en heb ik de mensheid wat beter leren kennen. Iedereen heeft positieve en negatieve kanten, en je kunt alleen naar elkaar toegroeien als je leert luisteren. Ook als dat moeizaam loopt.’ Anne De Cannière weet waarover ze spreekt. Al in 1984 stapte ze samen met haar jonge gezin in La Placette, een cohousingproject in WezembeekOppem.
In de Brusselse randgemeente vind je niets van de drukke binnenstad, maar als je het terrein van Anne en haar medebewoners betreedt, word je alsnog overvallen door de rust. Vier blokken met elf woningen staan rond een binnenplaats, waar bankjes, groen en speeltuig jong en oud uitnodigen om elkaar te ontmoeten. Een vijfde blok is van iedereen: er staat een bar, een keuken en een pingpongtafel. De bewoners zien het als een verlenging van hun huis, vertelt De Cannière. Daardoor konden ze zelf iets kleiner bouwen. ‘Het is een plaats om grotere groepen uit te nodigen, als er thuis niet genoeg ruimte is. Je kunt er vergaderen, aan yoga doen of scrabbelen.’
De gewonnen ruimte geeft de natuur vrij spel. Het terrein – 1,14 hectare groot – baadt in het groen. Niet alleen heeft ieder huisje een eigen tuin, achter de woonblokken ligt nog een enorme gemeenschappelijke tuin, waar De Cannière me enthousiast rondleidt. Er is een voetbalveld, een kippenren en een kleine boomgaard. Hier en daar vind je een moestuin. ‘In de zomer plaatsen we een volleybalnet of organiseren we een barbecue. Vooral de kinderen vinden het heerlijk. Hier zijn veertig kinderen opgegroeid, ze hebben zich nooit verveeld’, lacht De Cannière.
De geest van 67
Cohousing zit in de lift, overal in ons land schieten projecten uit de grond, weten ze bij Samenhuizen vzw. Steeds meer ontwikkelaars en bedrijven spelen in op de boom. De geest van 1967 sluipt nog rond, maar connotaties met hippiecommunes, waar alles – tot de liefde toe – werd gedeeld, zijn afgeschud.
‘Het blijft het grootste misverstand over cohousing’, zegt Eef Tanghe. Met Cohousing Projects begeleidt ze mensen en groepen in hun zoektocht naar de perfecte cowoonst. ‘Je moet heus niet alles samen doen. De medebewoners zijn niet je beste vrienden, wel goede buren. Er is genoeg aandacht voor privacy, een fundamenteel verschil met samenwonen of communes.’
Voor Anne De Cannière was dat onderscheid belangrijk. ‘De groep is belangrijk, maar het familieleven gaat voor. Toen we begonnen, hadden we voorbeelden van projecten waar ze alles samen deden: van samen eten, over een wasplaats delen tot geld samen in een pot steken. Maar die projecten hielden het niet lang vol.’
Ook veel hippiecommunes was in de jaren 60 geen lang leven beschoren. De intense relaties tussen de bewoners botsten op hun grenzen, persoonlijke conflicten ondermijnden uiteindelijk het hele project, schrijft Cal Winslow in het boek West of
Eden, over de communes in NoordCalifornië. ‘Communes werden steeds minder flexibel en begonnen persoonlijke groei te beteugelen, in plaats van te stimuleren.’
Niets achter de rug
Na dertig jaar mag Anne De Cannière zich een cohousingpionier noemen. ‘In al die tijd zijn twee bewoners gestorven, maar niemand is hier weggetrokken’, zegt ze. Waarom slaagt La Placette waar andere projecten spaak liepen? ‘We zijn niet structureel georganiseerd, maar ondertussen kennen we elkaar wel door en door.’ Iedere maand is er één algemene vergadering en één ‘klusdag’, om de tuin of het gemeenschapshuis onder handen te nemen. En hoewel de bewoners de ambitie hebben om maandelijks minstens één keer samen te eten, is er geen vaste dag. ‘De ene periode zie je elkaar vaker dan de andere’, zegt De Cannière. ‘Nu de kinderen het nest hebben verlaten, zullen we misschien meer behoef
te hebben aan die ontmoetingen.’
Ook beslissen in groep, vergt enige mentale souplesse, geeft De Cannière toe. ‘Binnenin doet iedereen wat ie wil, maar wil je iets aan de buitenkant van je huis veranderen, dan leg je dat voor aan de groep. Ook als het over een kleine serre gaat, bijvoorbeeld. Dat is principieel: je doet niets achter de rug.’ Niet dat de anderen dan op de rem gaan staan. Integendeel. ‘We hebben een basisakte met regels, maar in dertig jaar tijd hebben we die nog maar twee keer moeten bovenhalen om een geschil te beslechten’, aldus De Cannière. Zelf heeft ze ook geduld moeten uitoefenen, toen ze het dolomiet van de oprit wou vervangen door klinkers – ‘de steentjes bleven zitten in de rolstoel van mijn dochter en beschadigden het parket’. Het duurde lang voor al haar medebewoners akkoord waren. Het is de prijs van consensus.
Peetjeshuis
Ook de hippies botsten op de grenzen van beslissen bij consensus, aldus Cal Winslow. ‘De meerderheid kon onderdrukken. Of debatten sleepten eindeloos aan, waardoor broodnodige beslissingen niet werden genomen.’ Toch blijft het de belangrijkste pijler van cohousing, valt te horen bij alle bewoners die we contacteren. ‘Het is heel belangrijk dat iedereen gehoord wordt’, zegt Eef Tanghe van Cohousing Projects. ‘Dat is niet altijd eenvoudig, maar er zijn manieren om het proces te vergemakkelijken. Soms delen we de groep op om ideeën voor te kauwen in kleinere groepjes. Of we organiseren vooraf enquêtes. Als er al is nagedacht over een voorstel, zijn er minder impulsieve botsingen. En niemand kan een voorstel afwijzen zonder met een alternatief op de proppen te komen.’
Anne en haar medebewoners zijn er ondertussen bedreven in. Ook na dertig jaar overweegt ze geen verhuizing. ‘We proberen een aansluitende lap grond te kopen om een “peetjeshuis” te bouwen. In plaats van naar een home te gaan, hopen we daar samen te hokken als onze huisjes te groot zijn geworden. Er zijn ondertussen al 35 kleinkinderen, we willen dat het binnenplein verder leeft met nieuwe gezinnen.’