‘Hoe saaier mijn dag, hoe gelukkiger ik ben’
Een vrouw in smetteloos uniform die met een mondmasker zwaait, een kokette steward die u smakeloze rijst met erwtjes uit een plastieken vakjesbord serveert: weinig beroepen die meer ‘vakantie’ schreeuwen dan dat van de stewardess.
‘Ik was al ver in de twintig toen ik voor de eerste keer vloog. Airhostess worden was zeker geen meisjesdroom. Een vriendin die al vloog, stak mij aan: ik kreeg een maand theorie en drie vluchten om alles te leren. Ondertussen werk ik al meer dan tien jaar als stewardess.’
‘Het theoretische luik van de opleiding begint heel algemeen, met eerste hulp en een cursus basiscommunicatie. Daar komen ook nog evacuatieprocedures bij, en brandblussen. Naar het eind toe wordt dat gespecificeerd tot het type toestel waarop je zult vliegen.’
‘De opleiding is best zwaar. Ik geef ondertussen zelf les en zie elke keer kandidaten afhaken. Laatst gaf iemand op tijdens het laatste luik omdat ze problemen had met haar oren en evenwichtsorgaan, maar even dikwijls is de reden een gebrek aan inzet. Kandidaten weten op voorhand niet wat het inhoudt. Ze zien foto’s van hostessen op een tropisch strand, maar beseffen niet hoe hard ze zullen moeten studeren. Je moet elk jaar weer examen afleggen. Als ik uitleg dat een gemiddelde werkdag om half vijf ’s morgens begint en dat die tot 15 uur mag duren, zie ik ze schrikken. Het is geen ninetofivejob, je moet in de weekends en op feestdagen werken en de vluchtschema’s zijn onregelmatig.’
Vrienden meenemen
‘Het is dus niet evident om een normaal familiaal of sociaal leven te plannen. Wij krijgen een vluchtrooster voor enkele weken, maar dat kan tot vrij kort voor de vlucht veranderen: een korte vlucht kan nog een lange vlucht worden, en omgekeerd. Ik heb zeven jaar langeafstandsvluchten gedaan, maar die doe ik niet meer. Nu vlieg ik meestal binnen Europa. Op de lange afstand moet je de nachten door, dat is moordend. Het voordeel is dat je een aantal dagen op de bestemming mag blijven. Je mag er doen en laten wat je wilt, je mag zelfs mensen meenemen! Zo heb ik mijn ouders als eens meegenomen naar een tropisch eiland.’
‘Er zijn bestemmingen die bij alle collega’s populair zijn: in de VS laten we onze onlineaanko pen in ons hotel leveren. In Azië vertrok ik dezelfde avond nog met de rugzak op verkenning. Tel Aviv staat dan weer bekend als lastige bestemming. Het is meestal op en af, en de passagiers zijn moeilijk. Mannen die niet naast vrouwen willen zitten, mannen die niet bediend willen worden door een vrouw, dat soort dingen. De maatschappij weet dat en probeert moeilijkheden te vermijden met richtlijnen voor het personeel. Zo moeten we bijvoorbeeld discreet zijn als we ongesteld zijn, zodat de mannen ons geen maandverband uit onze handtas zien nemen. En we mogen niet vragen of ze “water with or without gas” willen. Bij Joodse passagiers vraag je “still or sparkling water?”.’
Een ‘technisch defect’
‘Op honderd passagiers heb je misschien vijf rotte appels, maar het zijn wel die vijf die mijn dag om zeep helpen. Belgen zijn over het algemeen niet heel beleefd. Als je aan de deur “goeiendag bonjour” zegt, krijg je niet eens altijd een antwoord. Of het wordt ons kwalijk genomen dat we hen in de verkeerde taal begroeten: “En Fran
çais!” Maar het kan erger. Ooit had ik op een driehoeksvlucht – een vlucht met twee bestemmingen – een discussie met een koppel dat het niet vond kunnen dat ze niet direct op hun gereserveerde stoel konden zitten. Ik kreeg ze na veel discussiëren tot bedaren. Of dat dacht ik toch. Toen de man het toilet had gebruikt, was het besmeerd met uitwerpselen. Degoutant. Ik heb het toilet gesloten en omgeroepen dat er een technisch defect was.’
‘Mensen ergeren zich ook aan baby’s en kinderen. Of dat eeuwige euvel van de stoel achteruitzetten! Een collega zag een passagier het kleurpotlood van een van zijn kinderen in het hoofd van de passagier voor hem rammen, omdat hij die stoel niet mocht achteruitzetten. Dronken passagiers zijn ook een pest. Als de collega’s aan de gate het al zien, laten we hen achter, maar soms duurt het een tijdje voor we ze kunnen betrappen. Vooral op OostEuropese vluchten vloeit de alcohol vaak rijkelijk, ze smokkelen hun eigen flessen aan boord. Ik heb ooit ook een dronken koppel op een
Op honderd passagiers heb je misschien vijf rotte appels, maar het zijn wel die vijf die mijn dag om zeep helpen. Belgen zijn over het algemeen niet heel beleefd
vlucht uit elkaar moeten halen omdat ze elkaar begonnen te bepotelen. Zijn broek hing al op zijn knieën. Dan grijpen we dus in.’
‘Koppeltjes die seks hebben op het toilet, dat gebeurt echt, vooral op langeafstandsvluchten. Maar roken is een veel hardnekkiger probleem. Mensen proberen de gekste dingen: ze hebben een doktersbriefje, waarop zogezegd geschreven staat dat ze mogen roken op doktersadvies. In het Arabisch, dan wel. Of ze komen achteraf met het excuus: “Ik rook thuis altijd op het toilet, het was de macht der gewoonte.” Maakt weinig uit: wie betrapt wordt, wordt door de politie opgewacht.’
‘Als het echt te bont wordt, landt een vliegtuig op de dichtstbijzijnde luchthaven. De commandant kan ons de opdracht geven om iemand van zijn vrijheid te beroven. Dat leren we tijdens onze opleiding: iemand in de boeien slaan en vastzetten in zijn stoel. Niet evident, we mogen gelukkig altijd hulp vragen aan passagiers. Klinkt spectaculair, maar mijn dag bestaat voor tachtig procent uit eten en drinken rondbrengen. Hoe saaier mijn dag is, hoe gelukkiger ik ben. Dat betekent dat er niets bijzonders is voorgevallen.’
‘Eén keer is er een vrouw overleden op mijn vlucht. We hadden haar op het toilet gevonden en de reanimatie opgestart. Plat op de grond, hartmassage, defibrillator bovengehaald. De landing wordt dan zo snel mogelijk ingezet en wij moeten blijven reanimeren tot het toestel is geland. In België mag alleen een dokter de dood vaststellen, dus wij moeten blijven helpen, ook al heeft het geen zin meer.’
‘Gelukkig heb ik ook mooie ervaringen met passagiers. De man van een koppel dat al een keer of zeven op een vlucht van mij was meegevlogen, bedankte mij omdat ik zijn vrouw van haar vliegangst had afgeholpen. Ik had elke keer tijd voor haar vrijgemaakt op een vlucht. Uiteindelijk durfde ze toch haar droomreis naar Amerika te maken. Ik heb hen zelfs geholpen om informatie op te zoeken voor die reis.’
Strikte hiërarchie
‘Tussen de cabinecrew en de piloten heerst een strikte hiërarchie. De commandant kiest eerst wat hij gaat eten, daarna de copiloot, en daarna pas de crew. Idem voor het inchecken in het hotel, of bij het instappen in de bus.’
‘Het gebeurt weleens dat een stewardess voor een piloot valt, ik pleit ook schuldig. (lacht) Maar ook tussen het cabinepersoneel onderling slaat de vonk over. Wat wil je: jonge mensen op exotische bestemmingen, daar komen toch relaties van! Het is geen taboe onder collega’s, koppels vragen zelfs aan de planning om samen te mogen vliegen, of om dezelfde weekenddiensten te werken. Ons leven is zo al moeilijk genoeg om te regelen.’
‘Het uiterlijk is voor een airhostess nog altijd belangrijk, maar het is niet zo dat we er obsessief mee bezig zijn. Ik heb collega’s met maat 32 én met maat 44. Je grootte moet gewoon een beetje evenredig zijn met je gewicht: we moeten kunnen evacueren en we bewegen ons voort in kleine ruimtes, dan is zwaar overgewicht geen optie. Ik spreek collega’s aan als hun voorkomen niet in orde is: hun uniform moet gestreken zijn, hun haar in een dot of een kort staartje, de schoenen gepoetst. Vrouwen moeten nylonkousen dragen, zomer en winter. Ik heb ook meer en meer mannelijke collega’s. Voor hen gelden dezelfde uniformvoorschriften: hun haar mag niet te lang zijn, baarden en snorren moeten netjes getrimd zijn. Een lange hipsterbaard, dat kan echt niet.’