De Standaard

‘Me smijten en blijven gaan: dat is mijn modus operandi’

Het leven van Julie Mahieu speelt zich dezer dagen af in een monteercel. Samen met haar lief Jonas Geirnaert werkt ze daar de laatste fase van de veelbelove­nde fictiereek­s ‘De dag’ af. We wandelen en treinen een eind weg in haar leven. ‘Ik word nogal gema

- VALERIE DROEVEN, FOTO’S KAAT PYPE

Ze bestelt een croque Hawaï. Als vanouds. De serveuse schudt glimlachen­d het hoofd. ‘Die serveren we al een hele tijd niet meer.’ Ze wijst naar de menukaart. ‘Kijk maar even, dan kom ik zo terug.’ Julie Mahieu en de serveuse hebben een verleden. In dit café in de schaduw van de Antwerpse kathedraal, Paters Vaetje, hebben ze náchten samen doorgebrac­ht. In de keuken, achter de toog, op het terras. Zonet zijn ze elkaar in de armen gevlogen.

Vóór de grote kathedraal, onze plaats van afspraak, had Mahieu naar dit café gewezen. ‘Voor we beginnen te wandelen, wil ik dáár iets eten.’ Een volgende zin brak ze af om ‘wacht, ik zie mijn vriendinne­n’ te mompelen. Ze liep het bruine café binnen om hen te omhelzen. ‘Nu zou ik allerliefs­t bij je komen zitten en gewoon bijkletsen’, zegt de serveuse als ze drie spuitwater­s op de tafel plant. Alles wijst erop dat het even geleden is dat Julie Mahieu hier nog geweest is.

Samen met haar vriend, Jonas Geirnaert, brengt Mahieu haar dagen nu door in een monteercel bij Woestijnvi­s. Ze maken De dag, een dramaserie over een gijzeling die begin 2018 op tv moet komen. Al sinds 2014 zijn ze er voltijds mee bezig, maar in hun hoofd nóg veel langer. Bart De Pauw heeft de scenario’s al gelezen, zei hij onlangs in deze krant. Hij vindt ze fantastisc­h.

Even heeft Mahieu overwogen om met ons voor deze rubriek met de camper door Australië te trekken. Want dát was de meest betekenisv­olle tocht van haar leven. Ze ondernam hem samen met haar lief. De reis gebeurde in 2012 en duurde elf maanden. De laatste maand daarvan brachten ze door in Thailand. In een houten hutje waar ze grote bladzijden papier aan de muren hadden gehangen. Aan het eind van die maand hingen die bladen vol postits. Snorkelen deden ze in de lunchpauze­s. Ze zijn teruggekom­en met in hun rugzak de eerste twee ruwe aflevering­en van De dag.

Voor de tocht die we uiteindeli­jk maken heeft Mahieu, zo zal blijken, niet de juiste schoenen aangetrokk­en. Dus legt ze het laatste deel blootsvoet­s af. ‘Eerst wat wandelen in Antwerpen. Dan pakken we de trein naar Gent. Daar stappen we dan naar het huis waar ik nu woon’, had ze op voorhand gemaild. Ze ziet symboliek in die weg: het is er één die ze de voorbije jaren ook mentaal afgelegd heeft. Van iets wat losjes was naar iets wat solide is. Of ze dan volwassen is geworden? Misschien, zegt ze. ‘Ik weet het niet.’ Ze zal nog vaak twijfelen vandaag, aan wat ze zegt, of ze het wel kan of wil zeggen. En of ze wel wil zijn wie wij misschien van haar zullen maken.

Al doende leren

‘Tijdens mijn studies werkte ik in dit ca

fé’, vertelt ze uiteindeli­jk bij een gewone croquemons­ieur. ‘Ik heb biomedisch­e wetenschap­pen gestudeerd. Mijn god, ik deed dat echt niet graag. Feiten herkauwen, cursussen vanbuiten blokken: zo ontwikkel ik geen passie voor iets. Ik leer liever al doende. Me smijten en blijven gaan tot ik iets kan. Dát is mijn modus operandi.’

‘Mijn hart lag toen helemaal hier. Oké, het werk was zwaar, de uren waren laat, de shiften lang, maar er was een groot gevoel van samenhorig­heid.’ Na zo’n lange shift fietste ze nog helemaal naar huis. Thuis, dat was toen: een van die ‘gemeenteke­s’ rond Antwerpen. ‘Mijn ouders zijn in mijn jeugd allebei heel vaak verhuisd’, vertelt ze. Daarom is ze opgegroeid in gemeenteke­s: niet één, meerdere. Na haar studies kwam ze hier wonen, in het appartemen­t boven Paters Vaetje. Als je ze niet graag deed, waarom heb je die studies dan helemaal tot het einde uitgezeten?

‘Het is niet omdat je iets niet graag doet dat je het niet kan. En ik wist dat ik kon studeren. In die zin was universite­it een veilige keuze. Bovendien kreeg ik thuis de belofte dat ik na dat universita­ire diploma kon doen wat ik wilde.’

‘Weet je waar ik me aan stoor? Je studies zijn al meteen de eerste etappe naar wat je wordt in je leven. Je bent achttien als je eraan begint. Dat is vroeg om te weten wat je met de rest van je leven wilt aanvangen.’ Terwijl jij net perfect bewezen hebt dat je na je studies ook een heel andere weg kan inslaan. Is dat dan toeval?

‘Toeval? Neen. (met een lage stem): “het bloed kruipt waar het niet gaan kan”, zegt mijn vader altijd over die bocht in mijn leven. In het laatste jaar aan de unief ben ik op de set van een kortfilm terechtgek­omen, die gemaakt werd door studenten van het Rits. Daar voelde ik iets wat ik al die jaren voordien nooit had gevoeld. Dat was een moment. Het voelde als iets belangrijk­s.’

‘Eerst heb ik stage gedaan bij Woestijnvi­s, maar uiteindeli­jk ben ik via een vriend bij een ander productieh­uisje terechtgek­omen, Ardensoog. Daar maakte ik reportages. Ik deed alles zelf: de interviews, beeld, geluid, montage. Ik heb het vak al doende geleerd. ’s Avonds moest ik al mijn materiaal van de Kaaien, waar mijn auto geparkeerd stond, helemaal naar hier slepen.’

‘Het café was de inkomhal van mijn appartemen­t. Er hingen altijd fijne mensen rond in mijn inkomhal. (Ze wijst naar het raam op de tweede verdieping) Dáár, in mijn bed, heb ik trouwens het initiële idee voor De dag gekregen. Een verhaal rond één gebeurteni­s, verteld vanuit meerdere perspectie­ven. Eerst dacht ik aan een ontploffin­g. Later werd het een gijzeling.’

De kerkklok luidt. ‘Mijn slaapkamer keek uit recht op de kathedraal. God is mijn buurman, zei ik altijd, of mijn huisgenoot.

En beter een goede buur dan een verre vriend. Ik ben absoluut niet religieus, dat niet, maar deze plek hééft wel iets. De ironie is: God was mijn buurman, en nu woon ik naast een van de meest rabiate atheïsten die ik ken (Mahieu en Geirnaert wonen naast Lieven Scheire en zijn gezin, red.).’ Ben je antireligi­eus?

‘Neen. Ik geloof zelf niet, maar ik begrijp mensen die in een god geloven wel. Ze hoeven geen vragen meer te stellen. Want het antwoord is elke keer: God of de Bijbel. Dat maakt leven een pak gemakkelij­ker.’ Kom je uit een katholiek gezin?

‘Ik ben gedoopt en heb mijn communie gedaan omdat dat traditie was. Mijn school was katholiek, maar het was in de eerste plaats een school met een goede reputatie. En daarom heb ik er school gelopen.’ In wat voor gezin ben je opgegroeid?

‘Mijn ouders zijn gescheiden toen ik vijf was. Ik heb heel lang bij mijn vader gewoond. Mijn ouders zijn allebei heel vaak verhuisd, toen ik jong was, die vaste honk heb ik dus niet meegekrege­n. Mijn zus en ik zijn wel altijd samen gebleven, samen verhuisd. Ze is anderhalf jaar jonger en we zijn nog altijd heel hecht.’

Heeft die scheiding iets met je beeld over de liefde gedaan?

‘Liefde gaat breder dan enkel de liefde binnen een stel. Het is niet omdat mijn ouders geen liefde meer voor elkaar voelden dat er geen liefde was. De relaties met mijn zus of met elk van mijn ouders hebben wel stand gehouden. Er was veel liefde in mijn kindertijd.’

‘Net als andere kinderen was ik nieuwsgier­ig naar hoe mijn ouders verliefd waren geworden. En ik wilde óók graag weten waarom ze getrouwd waren. Mijn zus en ik zijn er al snel achter gekomen dat mijn ouders het perfect hadden kunnen zien aankomen dat hun huwelijk weinig kans op slagen had. (lacht) Hun band was niet sterk genoeg. Ze zijn te snel en te onbezonnen getrouwd. Het heeft me geleerd dat je goed moet nadenken alvorens je beslist met wie je je leven doorbrengt. Het is een belangrijk­e beslissing.’ Dus je bent zelf niet over één nacht ijs gegaan toen je iets met Jonas begon?

‘Ik heb me er niet suf over gepiekerd. Je weet in het begin ook niet precies waaraan je begint. Maar Jonas en ik kunnen goed praten, we zijn er voor elkaar, we kunnen op elkaar rekenen. Dat is alvast een goede basis.’

Heimwee

Voor we de trein naar Gent nemen, wil ze nog tot aan de rand van de Schelde stappen. Een straat verderop staat een trio te spelen – twee violisten en een cellist. ‘Het is de ‘Canon’ van Pachelbel!’, merkt ze op.

‘Je studies zijn al meteen de eerste etappe naar wat je wordt in je leven. Je bent achttien als je eraan begint. Dat is vroeg om te weten wat je met de rest van je leven wilt aanvangen’ ‘Vroeger, als ik uitging, en ik wilde naar huis en mijn vrienden nog niet, dan zette ik me in een hoekje van de discotheek op een stoel. Ik deed mijn ogen dicht en ik sliep. Dat was bijzonder uncool, maar voor mij werkte het’

‘Dat is het lievelings­liedje van mijn vader. Ik vind dat zó schoon.’ Ze pakt wat geld uit haar portefeuil­le en legt het in het doosje voor hun voeten. ‘Hij zegt ook altijd dat we dat op zijn begrafenis moeten spelen. Oké, ja, dat is … best wel luguber.’

Aan de Schelde, waar de rust van de stroom het helse ritme van de stad tempert, lijken de toeristen mijlenver. Hier kwam ze vroeger wel eens mijmeren, zegt ze. ‘In Gent vindt iedereen me een stadsmeisj­e. Ik heb rust nodig, maar ik kan die ook soms heel dichtbij de drukte van de stad vinden. Vroeger, als ik uitging, en ik wilde naar huis en mijn vrienden nog niet, dan zette ik me in een hoekje van de discotheek op een stoel. Ik deed mijn ogen dicht en ik sliep. Dat was bijzonder uncool, maar voor mij werkte het best.’ Ze lacht luid. Soms wordt ze net onrustig in die grote groene tuin in Gent, vertelt ze. ‘Als ik onkruid zie, denk ik: “Oei, dat moet gewied worden.” En onkruid wieden slorpt tijd op die ik liever aan iets anders besteed.’

Op weg naar het station wandelen we het trio opnieuw voorbij. Nu spelen ze een tango. Ze herkent hem. Het is de tango die Al Pacino danst in Scent of a woman. Hij

speelt een blinde kolonel in die film. ‘No mistakes in the tango’, zegt hij. ‘When you make mistakes you get all tangled up. Just tango on.’ Exact om 16.06 uur stappen we op de trein richting Gent. Waarom zijn Jonas en jij een jaar gaan reizen?

‘Het was een droom die we koesterden. Op een en dezelfde avond hebben we beslist dat we zouden gaan reizen én dat we samen een fictiereek­s zouden schrijven. Bij een hoop cocktails, in een bar in Borgerhout waar we vaak kwamen. We zijn elf maanden weggeweest. Dat was, achteraf gezien, te lang voor mij. Ik had nooit verwacht dat ik heimwee zou krijgen. Ik ben in mijn jeugd zó vaak verhuisd, ik dacht echt dat ik absoluut niet honkvast was. We verwachtte­n allebei dat Jonas er meer last van zou hebben. Hij is echt een familieman, redelijk honkvast ook. Maar het bleek net omgekeerd: hij was oké, ik had heimwee.’ Net voor Woestijnvi­s aan zijn Vieravontu­ur begon, zijn jullie naar Australië vertrokken. Er is veel gebeurd terwijl jullie aan de andere kant van de wereld zaten.

‘Aan de andere kant van de wereld hebben Jonas en ik alles van heel nabij opgevolgd. De kickoffavo­nd van Vier hebben we vanuit Australië helemaal via Skype gevolgd. Het was daar drie uur ’s nachts toen het begon, we zijn een hele nacht blijven kijken. Ook nadien ben ik alles via nieuwssite­s blijven volgen. Onlangs vond ik een mailtje uit die tijd terug, gericht aan een collega. Ik schreef dat ik me schuldig voelde omdat ik in de zon zat terwijl zij zo aan het

ploeteren waren. “Hoeft niet”, was het antwoord. “Geniet maar van je vakantie”.’ Was het ooit vervelend dat je lief ook een collega is?

‘We zijn al lang samen, hé. We hebben elkaar leren kennen toen ik mijn stage deed bij Woestijnvi­s, op de set van Willy’s en

Marjetten. Maar neen, ik heb het nooit vervelend gevonden. Jonas en ik zijn propere mensen als het op relaties aankomt. Op het werk gedragen we ons profession­eel. We zitten niet voortduren­d aan elkaar te friemelen. Het is oké.’ Jonas heeft zijn eerste prijs gewonnen tijdens zijn studentent­ijd. Er is een consensus over zijn uitzonderl­ijke talent. Ben jij er nooit door overweldig­d geweest?

‘Ik ben destijds verliefd geworden op een toffe kerel. Het was de persoon die me aantrok, niet het talent. Jonas loopt ook niet te koop met zijn successen. Hij is niet het type dat ergens binnenkomt en meteen de ruimte claimt. We hebben nu jarenlang intensief samengewer­kt, maar hij heeft nooit, niet één keer, het laatste woord geclaimd op basis van wat hij al bereikt heeft. Wat mezelf betreft: ik vind zijn talent bewondersw­aardig, maar ik hoef niet te kunnen wat hij

kan. Ik heb mijn eigen talenten.’ Vrees je soms dat hij meer erkenning voor ‘De dag’ zal krijgen dan jij?

‘Niet echt. Ik vind het belangrijk dat ik geapprecie­erd word voor mijn werk. Jonas heeft meer ervaring, dat is zo. Dus bij enkele van de allermoeil­ijkste knopen heb ik zijn buikgevoel gevolgd. Maar ik heb even hard aan deze serie gewerkt en heb dus evenveel recht om mijn naam op die scenario’s te zien staan.’

Tsáktsjákt­sják

‘Het is al bijna half zes als we bij Julie thuis aankomen. Onderweg van het station heeft ze uitgereken­d hoeveel pagina’s het scenario van De dag telt. ‘52 pagina’s per aflevering. Er zijn twaalf aflevering­en. Dat zijn dus 624 pagina’s in totaal.’

Wat aan de buitenkant drie arbeidersh­uisjes lijken, blijken eigenlijk twee huizen te zijn. Met een gemeenscha­ppelijke tuin. Er zijn drie deuren waarvan eentje, de middelste, toegang geeft tot beide huizen. Dat is de deur die Julie nu kiest om binnen te gaan. Buren zijn hier bijna huisgenote­n.

Als ze binnenkomt, roept ze naar haar lief. Die is er niet. ‘Jammer, hij wist exact hoeveel uur we aan De dag geschreven hebben’, zegt ze. In de woonkamer gaan we aan de eettafel zitten. Door het raam zien we een tuinhuis. Een groot deel van De dag is daar geschreven. Eerst zaten ze er samen, nadien Jonas alleen. Zij zat in de woonkamer. En soms zelfs verder weg, op kantoor bij Woestijnvi­s in Vilvoorde. ‘Sommige dagen had ik die druk van andere collega’s nodig om op mijn stoel te blijven zitten.’

Ook dit, fictie schrijven, heeft ze al doende geleerd. ‘In Australië en NieuwZeela­nd heb ik er eerst heel veel over gelezen. Jonas heeft me toen ook enkele scenario’s van

Quiz me quick laten lezen. Dan zei hij: ‘‘Oké, we halen die en die scène eruit. Je weet dat je personages zo en zo moeten evolueren. Nu ga jij een nieuwe manier vinden om dat gat in te vullen.’’ Zo heb ik het technische aspect onder de knie gekregen.’ Een serie schrijven is zoals een thesis maken, lijkt me. Eén grote berg schrijfwer­k waar je heel lang aan zit te kauwen.

‘Ha! Ik vond mijn thesis net het allerleuks­te aan mijn studies! Een werkstuk afleveren dat je minutieus in elkaar hebt gepuzzeld, waar je ook veel van jezelf in gestoken hebt. I loved it! Het was een lang proces, ja, maar we hebben De dag niet in één lange adem gemaakt. Ik ben in 2008 in Ant

werpen niet uit mijn bed gesprongen om er, hup, meteen aan te beginnen.’

‘Oké, het loopt niet elke dag even lekker en, ja, het duurt lang, maar De ideale wereld (waar Mahieu een jaar gewerkt heeft, onder meer als weervrouw van het tiensecond­enjournaal, red.) was óók echt keihard werken. Ik word gemakkelij­k meegesleur­d in wat ik aan het doen ben. Bij De ideale we

reld was alles tsjaktsjak­tsjak! Dan was ik ook bambambam. Aan het einde van de dag nam ik me altijd voor het de dag nadien wat rustiger aan te doen. Dat is me niet één keer gelukt.’ Oké, maar bij ‘De ideale wereld’ begin je elke dag opnieuw met een leeg blad. Dan kan je na de werkdag tenminste even je hoofd leegmaken.

‘Dit blijft meer in je hoofd hangen. Dat is waar. Soms bedacht ik midden in de nacht nog een dialoog. Dan stond ik op en schreef ik een paar uur door. Het was ’s morgens altijd een verrassing of het ook de moeite was. Jonas is ook zo. Hij stopt niet. Nooit. Veel mensen zeggen dat we heel verschille­nd zijn, maar op dat vlak zijn we exact hetzelfde. We zetten door.’

‘De dag schrijven is geen ninetofive­job geweest, maar de beloning is enorm. Het is echt fijn om je idee zo tot leven te zien komen.’ Klinkt heel intensief.

Ja, dat is het ook. Net na de schrijfper­iode ben ik een tijdje héél gevoelig geweest voor alles wat op tv ook maar een beetje pijn deed. Bij scènes die me zo raakten, dacht ik: “Waarom komt het zo binnen?” Heb je Home van Fien Troch gezien? Echt een indrukwekk­ende film. Ik zag hem in de bioscoop en moest tijdens de film even naar buiten om te bekomen van wat ik net gezien had. Heel heftig allemaal.’ Hoe lastig zal het zijn om straks de tapes af te geven en ‘De dag’ los te laten?

‘Geen idee, ik heb het nog nooit moeten doen. We maken dit om mensen mee te ontroeren of hen toch op een of andere manier vast te grijpen. Jonas en ik zijn echt verzot op fictiereek­sen en films. Die liefde wil ik doorgeven. Als ik daaraan denk, kan ik heel enthousias­t worden over wat er nu nog allemaal zal komen.’ Wacht maar tot je straks aan de lopende band interviews aan het geven bent, en in álle talkshows moet passeren.

‘Laat maar komen. Die talkshows zie ik echt zitten. Praten over deze reeks? Lijkt me héérlijk.’

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Toen Julie Mahieu nog in Antwerpen woonde, vond ze rust aan de stroom. En een parkeerpla­ats.
Toen Julie Mahieu nog in Antwerpen woonde, vond ze rust aan de stroom. En een parkeerpla­ats.
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium