Naar de hemel kijken is haar vak, als sterrenkundige aan de KU Leuven. Maar Leen Decin richt haar blik ook buiten de werkuren omhoog. ‘Ik kan mij geen leven indenken waarin geen plaats zou zijn voor God.’
Ze is een denker, zegt ze, veel meer dan een doener. ‘Zo nu en dan neem ik een dag vrij, gewoon om na te denken. Dan verschans ik me ergens, deur op slot, sleutel langs de binnenkant erop. Niemand weet dan waar ik zit, mijn familieleden niet, mijn collega’s niet. (glimlachend) Anders komen ze toch maar weer een claim op me leggen.’
Leen Decin (42) verwierf als astronome wereldfaam met haar ontdekking van windvlagen op exoplaneten – wat wijst op mogelijk levensvatbare ‘aardes’ bij een andere ster dan onze Zon. Terwijl de meeste mensen overweldigd raken bij het zien van een sterrenhemel, blijft zij doorgaans nuchter onder de uitgestrektheid van het uitspansel. ‘Die kan ik vatten in wiskundige formules, daar heb ik greep op.’
Anders ligt dat met de immateriële, metafysische werkelijkheid. ‘Elf jaar geleden werd mijn jongste dochter, Noore, doodgeboren, nadat tijdens de bevalling mijn placenta was gescheurd. Ze is letterlijk doodgebloed. Dat ze vandaag lééft, en een vrolijke, creatieve tiener is, hebben we te danken aan de medische wetenschap, die haar meteen heeft gereanimeerd, en met experimenteel kunst en vliegwerk in leven heeft gehouden. Maar met de existentiële vragen die ik aan die bange dagen en weken na haar geboorte heb overgehouden, kan ik bij de wetenschap niet terecht. Als sterrenkundige, met al mijn wiskundige bagage, kan ik daarop geen antwoord becijferen. Dat vergt een ander denkkader.’
‘Ik ben katholiek opgevoed, mijn ouders waren in Roeselare actief in een parochie die zich voor vluchtelingen inzette. Dat kerkgebouw voelde als een thuis voor mij, ik heb er mijn hele jeugd stoelen rechtgezet. Dat ik ook katholiek ben gebléven, heb ik te danken aan de jongerenwerking van die parochie. Daar heb ik geleerd hoeveel rijkdom er in de Bijbelverhalen schuilt. Evident was dat niet: je als zestienjarige verdiepen in vijfduizend jaar oude geschriften. Maar met mijn wiskundeknobbel was ik hoe dan ook al een buitenbeentje.’
Ze zijn niet dik gezaaid, zegt ze: beroepswetenschappers die tegelijkertijd ook in God geloven – of dat durven toe te geven. ‘De ratio houdt hen tegen. Terwijl er volgens mij geen conflict hoeft te bestaan tussen een rationele en een metafysische kijk op het leven. Het zijn twee verschillende manieren om naar de wereld te kijken. Het zijn twee polen waartussen ik mij beweeg, op zoek naar inzicht.’
‘Het probleem met militante atheïsten zoals de Britse schrijver Richard Dawkins is dat ze een wiskundige logica proberen toe te passen op iets wat helemaal niets met wiskunde heeft te maken. Je kúnt het bestaan van God niet wetenschappelijk bewijzen, en je moet de Bijbel ook niet als een wetenschappelijk werk willen lezen.’
‘Alleszins niet als het letterlijke woord van God. De evangelies zijn vele tientallen jaren na de dood van Jezus geschreven. De Bijbel is geen geschiedkundig werk. Hij bevat verhalen, levenslessen in veel dimensies.’
‘God heeft de wereld niet geschapen, hij heeft de mens niet geschapen. De wereld is materie, en die gehoorzaamt aan de wetten van de fysica. Mensen komen voort uit een eicel van hun moeder en een zaadcel van hun vader. En die moeder en vader zijn op hun beurt voortgekomen uit een eicel en een zaadcel van hún ouders. Gelukkig maar.’
‘Want hoe ga je om met een transcendente God die niet te definiëren valt? Zo’n hoge God is té hoog om te kunnen vatten. Precies daarom dichten de mensen allerlei eigenschappen aan hem toe. Ze scheppen voor zichzelf een beeld van God zodat ze met hem in contact kunnen komen.’
‘Hij is een beeld dat ik gebruik wanneer ik over nietmateriële zaken nadenk. Want er is meer dan enkel het tastbare. Het is moeilijk te definiëren, je stoot op de onmacht van woorden, er is een ander soort taal voor nodig. Ik ben opgevoed in een katholiek milieu, ik gebruik de taal van het christendom. Maar zou ik bijvoorbeeld in Thailand geboren zijn geweest, dan had ik wellicht de taal van het boeddhisme gebruikt – welke geloofstaal je hanteert doet er niet toe. Ik kan me alleen geen leven indenken waarin geen plaats zou zijn om na te denken over God.’
‘Jezus is in de geschiedenis de eerste profeet geweest die resoluut de kant van de uitgestotenen koos. Zijn pleidooi voor de rechten van zwakkeren werkt vandaag nog steeds in ons rechtssysteem door. Dat je onschuldig bent tot het tegendeel wordt bewezen: heel mooi vind ik dat. Te weinig mensen beseffen hoe het christendom nog in de vezels van onze maatschappij zit – ook al zijn de gelovige christenen in die maatschappij een minderheid geworden.’
‘Er zijn een aantal onfrisse dingen gebeurd in de Kerk, die breed in de pers zijn uitgemeten, en ik kan je zó een waslijst
***