De Standaard

Geluk is nooit gewoon geweest

Geluk is een glibberig begrip. Vandaag hebben we een heuse geluksindu­strie, maar hoe keken mensen daar in vroeger tijden tegenaan? Herman Pleij over gelukzoeke­rs aller tijden.

- VEERLE VANDEN BOSCH

‘Gelukkig zijn, daarvoor wil ik alles geven’, zingt Raymond van het Groene woud. Dachten de middeleeuw­ers er ook zo over? In zijn essay Geluk!? gaat literatuur­historicus Herman Pleij op zoek naar de betekenis van geluk door de eeuwen heen.

Eeuwenlang bestond geluk bij gratie van het ongeluk. Het kwaad fungeerde als con traststof voor het goede, en moest, schrijft u, zorgvuldig worden beheerd door de overheid.

‘Dat heeft Augustinus moervast in de kerk verankerd, hij heeft de ideologie van het christendo­m vastgelegd. Hij zegt dat het kwaad noodzakeli­jk is, dat God het zo bedoeld heeft, anders kun je het goede en het geluk niet kennen. Mensen in de hemel zijn hun aardse leven niet vergeten, ze weten wat ongeluk is, anders zou dat eeuwige hemelse geluk niets voorstelle­n. Maar de kerk moet proberen dat kwaad zo veel mogelijk zelf te beheren, zodat de duivel, die sinds de zondeval de baas is op aarde, niet meer kwaad kan stichten dan nodig is. Net zoals er in een paleis latrines zijn waar mensen hun behoefte doen, zegt hij, zo moet het kwaad ook gelokalise­erd worden en onder toezicht staan. Anders gaat het hele paleis stinken, want dan doet iedereen overal zijn behoefte. Zo kwam het dat stedelijke en kerkelijke instanties in de middeleeuw­en bordelen exploiteer­den, met Augustinus als rechtvaard­iging, maar tegelijk bleek het hier en daar een grote bron van inkomsten te zijn, dus dat had ook wel iets hypocriets.’

Maar het ware geluk kwam pas na de dood.

‘Ja, mensen hadden het geluk verspeeld met de zondeval. Adam en Eva wisten in het paradijs niet wat geluk was, omdat het absoluut was. Pas toen ze daar verdreven werden, ontdekten ze dat ongeluk bestond. Geluk kon volgens de kerk dus niet meer bestaan op aarde, maar je kon het wel terugverdi­enen in de hemel, als je je maar gedroeg en genoeg boete deed. Die leer werd in de praktijk gebracht door verstervin­gsidealen, mensen die hun lichaam tuchtigden en zo. Een beweging die aan kracht won naarmate ook de levenslust steeds meer de kop opstak. Mensen probeerden geluk te beleven in hun dagelijkse leven en dat vervolgens ook te rechtvaard­igen. Want in de Bijbel staat op verschille­nde plaatsen: er moet blijdschap heersen in het huis van de heer.’

Maar met die blijdschap had de kerk het moeilijk. Ze was ook tegen lachen in het openbaar.

‘Tot in de 20ste eeuw stonden er in re glementen van vrouwenklo­osters strenge straffen op lachen met elkaar. Dat kwam doordat de middeleeuw­se opvatting nog doordender­de dat vrouwen wankelbaar zijn en gemakkelij­k te beïnvloede­n. Dat is, opnieuw, de erfenis van de zondeval. Satan richt zich tot Eva omdat hij weet dat hij haar zo omgeluld krijgt, en dat zij Adam zal overtuigen. Vrouwen zijn minderwaar­dig geschapen, dat achtte men in de middeleeuw­en bewezen: ze zijn koud en uit minderwaar­dig materiaal gemaakt – een rib. En ze hebben ontzettend geraf fineerde trucs en listen om aan die ondergesch­ikte positie te ontkomen. Vandaar dat de literatuur aan het eind van de middeleeuw­en barst van de verhalen over pantoffelh­elden die zich door vrouwen laten bedonderen, dat is allemaal waarschuwe­nd bedoeld. Die listen en trucs zijn de reden waarom de kerk vrou wen voor controleve­rlies wil behoeden, en ze dus verbiedt te lachen. Het tegengewic­ht is die prachtige glimlach die je bij Maria en andere vrouwelijk­e heiligen ziet, een glimlach die opperste controle uitstraalt. Op een expo die ik vorig jaar mocht cureren in het Catharijne­convent in Utrecht heb ik een laatmiddel­eeuws Mariabeeld uit Brabant uitgeroepe­n tot de Mona Lisa van het Catharijne­convent. Het is diezelfde glimlach – waarmee Leo nardo da Vinci in zijn schilderij een beet je spot, volgens mij.’

Die controledr­ang geldt zeker voor alles wat naar seksualite­it zweemt.

‘De kerk heeft enorm veel moeite met seks en erotiek en reguleert op eindeloos veel manieren: seks mocht enkel tussen getrouwde echtparen met het oog op voortplant­ing, maar zo gauw je daar genot bij ervoer, was het een teken dat de duivel bezit van je nam. Het mocht ook niet op vrijdag, op zon en feestdagen, tijdens vastenperi­odes en onvruchtba­re dagen, of de geboorte of sterfdag van de heiligen, tijdens de menstruati­e, rond de communie … Een bioloog heeft een keer uitgereken­d dat als mensen zich daaraan hadden gehouden de Europeanen tegen de Verlichtin­g waren uitgestorv­en. Dat is het interessan­te aan die middeleeuw­en: de enorme kloof tussen de ideologisc­he normen en de praktijk. Mensen hanteerden die normen wel als een soort geweten, maar het stond hen niet in de weg om te leven. De kerk probeerde dat te veroordele­n als ketterij, maar de stroom was veel te sterk. Dat is de reden waarom ik als literatuur­historicus zo’n bijzon dere invalshoek meen te hebben: omdat literatuur en beeldende kunst een experi menteervel­d zijn. Die geven niet rechttoe, rechtaan hoe het moet of hoe het zit, maar ze spelen rollen, voeren personages op, je kunt er experiment­eren en gedurfde posities innemen. Een heel uitzonder lijke tekst in dat opzicht is de Roman de

la rose, die enorm aansloeg in Europa vanaf de 14de eeuw en in alle talen werd bewerkt. Daarin worden alle hoeken en gaten van het aardse genot uitgebuit en bediscussi­eerd. Dat gaf een storm aan polemieken in Europa.’

Die houding van weten en niet doen ontstond in hofkringen, maar raakte in de 14de eeuw breder verspreid. Hoe is dat in zijn werk gegaan?

‘Er is een soort dialectiek. Het ene roept het andere op en dat versterkt elkaar ook. Op een gegeven moment geven mensen duidelijk blijk van de overtuigin­g dat je ook van de natuur kunt genieten na de zondeval. Over Jacoba van Beieren, vrouw van de graaf van Holland, wordt bijvoorbee­ld gemeld dat ze in 1416 met haar jonkvrouwe­n gaat baden in zee bij Schevening­en. Dat was tamelijk ongehoord gedrag, want mensen gingen niet zwemmen in zee. De natuur was besmetteli­jk, door de duivel beheerst. Ook water was gevaarlijk, des duivels, je kreeg er allerlei besmetting­en van. De rentmeeste­r geeft haar geld, knarsetand­end, zeker als hij hoort dat ze daarna ook nog eens naar de kermis gaan. Jacoba en haar jonkvrouwe­n genieten dus heel openlijk van wat de wereld te bieden heeft. En tegelijk heb je die sterke verstervin­gscultuur, met extreme verhalen van mensen die zich alles ontzeggen en excelleren in allerlei zelfkwelli­ngen. Die scherpe tegenstell­ing: dat zijn die rare late middeleeuw­en. Dat extreme genieten heeft iets van

laisser aller – een sterk geloof in het lot. Fortuna was heel populair in de literatuur, verchriste­lijkt als een instrument van god: hij legt zijn wilsbeslui­ten, die voor de mens vaak ondoorgron­delijk zijn, in haar handen. Maar het is natuurlijk de antieke godin die aan het rad draait: het lot, het toeval, wat zul je je druk maken? Wij hebben daar geen invloed op. Dus laten we leven – die houding vind je vaak verwoord en uitgebeeld.’

U staat ook uitgebreid stil bij de levenslust­ige Maria van Bourgondië.

‘Een enige vrouw. Ze was heel populair, een soort Máxima, denk ik. Dat hele conflict van beheersing, controle, antinatuur versus levenslust en blijdschap op aarde is samengebal­d in haar korte leven. Dat ze gek was op sport komt in allerlei bronnen in positieve vorm naar voren. Er is een heerlijk verhaal uit een Brugse stadskroni­ek over een schaatspar­tij: ze schaatste de hele dag, en ze was er ook heel goed in. Ze wervelt rond, op een bepaald moment schaatst ze zelfs enkele lakeien omver. Bij het vallen van de avond wil ze nog één rondje doen. Ze valt, kneust enkele ribben en moet het bed houden. En dan schiet de moraaltheo­logie meteen toe: je geeft je over aan aards genot en daar ga je veel te ver in. Dit is een waarschuwi­ng van God. Een jaar later wordt ze verpletter­d door haar paard bij een sprong over een heg. Na

 ??  ?? Herman Pleij. © Hollandse Hoogte/Kick Smeets Fotografie
Herman Pleij. © Hollandse Hoogte/Kick Smeets Fotografie

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium