Twintigers
Het kon niet uitblijven. De twintigers van vandaag houden ons een spiegel voor. Wij die al jaren een vaste baan hebben bij dezelfde werkgever, met ons huis in de stadsrand, onze twee auto’s voor de deur, onze biefstukfriet of onze exotische quinoa. Zij die niet weten wat ze over vijf jaar gaan doen. Toch zeker iets anders dan vandaag. Zij die niet weten waar ze dan wonen of met wie ze hun leven zullen delen. Misschien ook op dat vlak anders dan vandaag. Zij die erg begaan zijn met het klimaat, de vervuiling, diversiteit in de samenleving, de wereldvrede, eerlijk voedsel en dierenwelzijn. Wij die er een zootje van hebben gemaakt en verzuchten dat we het ook niet weten.
De twintigers laten meer en meer hun stem horen. De Nederlandse schrijfster Lieke Marsman (27) wil nu geen dichteres meer zijn. ‘Ik kan toch niet tot mijn tachtigste hetzelfde blijven doen?’, opperde ze in een interview in onze weekendbijlage. De vijftiger in mij denkt: jammer, want die verzen van haar las ik graag.
Het verbaast me niet dat haar eerste roman over het klimaat gaat. Eerst dacht Marsman dat ze haar eigen levensstijl moest bijsturen om de wereld te redden. Niet meer het vliegtuig nemen, alleen nog bioproducten eten. Je zou je voor minder machteloos voelen, als je zoveel gewicht op je schouders moet dragen. Gelukkig maakt ze ook de omslag: onze individuele inspanningen alleen zullen de wereld niet redden. We moeten veel bozer worden op beleidsmakers en politici, hen onder druk zetten, zodat ze het systeem veranderen.
Een dag of wat later stond de Vlaming Yannick Dekeukelaere in de krant, vanwege een boek dat hij over en voor bijnadertigers heeft geschreven. Hij is opgegroeid met het idee dat met de auto rijden en vlees eten goed is, en dat dwingt hem tot een voortdurend gewetensconflict. Zijn ouders vinden nog altijd dat hij beter een auto zou kopen om naar zijn werk in Brussel te gaan, maar hij ‘echt niet meer’.
Ook mijn zonen bezingen de voordelen van het openbaar vervoer. De trein is comfortabel en snel. De bus schudt je zo heerlijk door elkaar, dat je er makkelijk even een dutje in kunt doen. Voor je het weet, rijd je mee tot de terminushalte. En ik sta weer eens in de file, met mijn auto, op een doordeweekse dag onderweg naar het centrum van Brussel. Ik ben kwaad op mezelf. Waarom volg ik het voorbeeld van de twintigers niet? Waarom stap ik niet op de bus?
Ze hebben gelijk, vind ik, met hun maatschappij en generatiekritiek. Al maak ik me er ook soms zorgen over, over hoe ze in de wereld staan. Ze analyseren vlijmscherp de fouten die anderen hebben gemaakt, en leggen de lat voor zichzelf daardoor wel erg hoog. Over alles moet worden nagedacht, of het goed of slecht is. Niets kan nog op automatische piloot. Ik voel me betrapt als ik in het interview met Dekeukelaere lees hoe hij stress voelt in de supermarkt. Terwijl wij wel boontjes uit Kenia kopen, maar gelukkig almaar minder vaak.
Want wij worden natuurlijk ook opgevoed door onze zonen. Als er een zeldzame keer nog eens steak op tafel komt, vernemen wij prompt hoeveel water er nodig is geweest om dat vlees op ons bord te krijgen. Een volgende keer grijp je in de winkel naar tofoe. Het helpt dat ik liever tofoe eet dan steak, maar daar zou het dus niet van mogen afhangen. En hoe zit het overigens met de ecologische voetafdruk van die vleesvervanger? Je moet ook nog kunnen leven, in plaats van aldoor te piekeren.
Veerle Beel heeft twee zonen, Peter De Lobel twee dochters. Afwisselend schrijven ze op donderdag over wat daar zoal bij komt kijken.
Ik ben kwaad op mezelf. Waarom volg ik het voorbeeld van de twintigers niet? Waarom stap ik niet op de bus?