De burger beslist (niet echt) mee
Er zijn steeds meer initiatieven rond burgerparticipatie in Vlaanderen, maar die blinken vaak niet uit in ambitie, merkt
Het burgerbegrotingsfestival in Antwerpen werd gisteren al voor de vierde keer georganiseerd. Inwoners van het district mochten beslissen over de besteding van 1,1 miljoen euro. In totaal is dat 10 procent van het districtsbudget. Het Burgerbudget van de stad Gent, waarmee zeventien lokale projecten worden gesteund, ligt binnen hetzelfde bereik: 1,35 miljoen euro. Vorige week zijn de winnaars bekendgemaakt.
Een knap staaltje burgerparticipatie, lijkt het, waarmee verkozen politici tonen dat ze op de hoogte zijn van de hipste politieke fenomenen. Burgerparticipatie is wereldwijd in diverse vormen terug te vinden. Vlaamse steden als Mechelen en Kortrijk zijn eveneens al mee op de kar gesprongen.
Voor het Antwerpse district mag tien procent van het totale budget veel klinken, in werkelijkheid gaat het om een beperkt bedrag. Het stadsbestuur heeft immers veel controle over de bevoegdheden van een district. De invloed van het burgerbegrotingsfestival is dus onvermijdelijk begrensd. Burgers konden op het festival weliswaar meebeslissen over projecten als de komst van gemeenschapstuinen en fietsvriendelijke straten, als het over grotere projecten gaat rond mobiliteit en veiligheid worden ze op afstand gehouden.
Nog treuriger wordt het als het budget van de negen Antwerpse districten samen naast dat van de hele stad wordt gelegd: het bedraagt amper 2 procent van de begroting. In Gent bedraagt het totale investeringsbudget van de stad 465 miljoen. Dan is 1,35 miljoen voor het Burgerbudget een peulschil. De kracht van burgerparticipatie zit juist in de bewegingsruimte die zulke initiatieven van gevestigde structuren krijgen. Politici blijven daarin te veel als waakhond opereren. Of partijen eigenen zich het initiatief zelfs toe, zoals Groen en SP.A, terwijl onafhankelijkheid tot de kern behoort van het hele proces.
Oosterweelverbinding
De vrees die machthebbers koesteren voor toenemende betrokkenheid van burgers, is vanuit hun positie logisch: het raakt aan de fundamenten van het besluitvormingssysteem. Politiek gaat om georganiseerd conflict. Dat het aantal zetels in een parlement of gemeentebestuur beperkt is, leidt ertoe dat slechts enkele uitverkorenen een machtspositie verwerven.
Is het geen vreemde veronderstelling dat conflict het fundament vormt voor de organisatie van de samenleving? Door de macht tot enkele zetels te beperken, gaan mensen automatisch polariseren, al was het maar om zich meer te kunnen onderscheiden van ‘die andere partij’. Het burgerparticipatiemodel kiest niet voor conflict, maar voor overleg als basis en houdt rekening met uiteenlopende belangen. Conflict is ook daarin onvermijdelijk, maar het hoeft slechts een tijdelijk probleem te zijn, want er is meer ruimte voor nuance. Wie een zetel inneemt, is minder van tel. Het gaat sneller over de ideeën en minder over macht en status verwerven.
In een samenleving die meer en meer teert op decentralisering en het vrije verloop van kennis en informatie, blijven de initiatieven rond burgerparticipatie, zeker in Vlaanderen, erg beschaafd. Ook burgerparticipatie vereist een doordachte methodiek, maar de ambities klinken niet luid genoeg. Als excuus wordt opgevoerd dat het politieke systeem nu eenmaal nood heeft aan expertise en traditie. De vrees heerst dat Jan met de pet plots over loodzware beleidsthema’s zal meebeslissen. Maar de actiegroepen rond de Oosterweelverbinding hebben op inhoudelijk vlak relevante kennis toegevoegd aan een complex dossier. Tevens bewezen de actiegroepen eerder dit jaar in staat te zijn compromissen te sluiten met de Vlaamse overheid. Verder is het niet zo dat iedereen in het burgerparticipatiemodel over alles een mening hoeft te hebben. En wie weet kan dit het vertrouwen van de burger in de politiek herstellen.
In Frome, een Engels stadje van 25.000 inwoners, kent burgerparticipatie haar grootste succes: alle zetels in de gemeenteraad worden sinds 2015 bezet door partijonafhankelijke burgers. Op andere plaatsen kent het fenomeen een paar kinderziektes. In Parijs, waar miljoenen burgers kunnen meebeslissen over een deel van het stadsbudget, klaagde burgemeester Anne Hidalgo over de vrij lage opkomst. De G1000, het eerste grootschalige initiatief rond burgerparticipatie in ons land, had de verdienste dat het dit thema bij het grote publiek bekend wist te maken, maar slaagde er niet in een vaste plaats te verwerven in het maatschappelijke debat.
De belangrijkste les is dat burgerparticipatie pas kan werken als deelnemers het gevoel hebben dat hun bijdrage reële invloed heeft. De agenda moet tegelijk voldoende worden losgelaten door machthebbers. De burgerbegroting van de Antwerpse districtsraad en het Burgerbudget van Gent zijn maar kleine stappen in die richting. Als verkozenen echt vertrouwen hebben in de burger, dan laten zij die in de toekomst meebeslissen over meer dan een schamel miljoen. Het enige wat ze daarvoor moeten doen, is hun visie op macht en besluitvorming herzien, of toch een beetje.
Burgerparticipatie kan pas werken als deelnemers het gevoel hebben dat hun bijdrage invloed heeft