De Standaard

‘Er zijn stadsgidse­n die weinig weten en veel show verkopen’

Ze kent de stad als haar broekzak, steekt geen vlaggetje in de lucht en is de koning te rijk als ze Japanse toeristen mag gidsen. Zelfs al geven de Filipijnen hogere fooien. ‘Alle gidsen willen met Japanners werken.’

- GEERT SELS

‘Toen ik bij mijn ouders wegging, heb ik eerst vijf jaar in Genève gewoond, en daarna in Rome, Napels en Firenze. Daar was ik al aan het gidsen, hoewel ik geen licentie had. Een lokale gids heeft me in beschermin­g genomen toen ik tegen de lamp liep. Een open geest behouden en mensen uit de hele wereld ontmoeten, dat is zo bijzonder aan gidsen.’

‘Dertig jaar geleden ben ik in Brussel komen wonen. Toen ik een advertenti­e zag in een lokale krant ben ik ook hier gaan gidsen. Ik kende niets in de stad. In de bibliothee­k aan het Muntplein ging ik opzoekinge­n doen. Zo heb ik mijn plakboek samengeste­ld.’

‘Ik ben begonnen met wandeltoch­ten in Brusselsta­d. Ik liep altijd door naar de bovenstad, helemaal tot aan het Justitiepa­leis. Dat waren wandelinge­n van vijf uur. Ik was zo enthousias­t, ik hield gewoon niet op. Later kwamen er bustours bij met groepen die op doorreis zijn. Je pikt ze op en doet met hen een excursie naar Gent, Brugge en Antwerpen. Het zal misschien verbazen, maar ik heb geen vlaggetje of paraplu om in de lucht te steken. Die toeristen richten zich op hun reisleider. De chauffeurs zijn meestal buitenland­ers: veel Spanjaarde­n, de laatste tijd steeds meer Tsjechen en Roemenen. Die zijn goedkoper.’

‘Tegenwoord­ig gids ik in het Nederlands, Engels, Duits en Frans. Vroeger ook in het Spaans. Zowat alle nationalit­eiten komen langs. Nu ik er over nadenk: Afrikanen zijn vrij zeldzaam. Eén keer heb ik zelfs een delegatie uit NoordKorea gehad. Dat waren jonge, hoogopgele­ide mannen die goed Engels spraken. In limo’s reden we naar Brugge. Er zaten er vier bij met een lang gezicht. Zou het security van de overheid geweest zijn?’

‘Verder passeren alle nationalit­eiten: ZuidKorea, India, Myanmar, Bangladesh, Brazilië, IJsland, Finland. Indiërs zijn altijd te laat. Pakistani zijn doorgaans gediscipli­neerd. Gek he, twee landen die zo dicht bij mekaar liggen? Ik werk graag met Arabieren. Ik had een groep uit Koeweit, die liet ik in Gent en Brugge een aantal kerken zien. Dat vonden ze fascineren­d. Filipijnen zijn heel gelovig. Ze komen regelmatig met groepen die op pelgrimsto­cht zijn, met een priester erbij. Ze zitten nog maar in de bus en ze beginnen al te bidden.’

‘Alle gidsen willen met Japanners werken. Ze zouden ervoor vechten. Japanners zijn stipt, zeer beleefd en ze luisteren altijd goed. Chinezen zijn zowat de enige nationalit­eit waar ik niet mee werk. Ze brengen hun eigen gids mee. Recentelij­k zijn er wel meer Russen, en Roemenen, Bulgaren en Letten.’

Kwekken

‘Sommige mensen zijn gewoon niet geïnteress­eerd. Die luisteren nooit, naar niets, waar je ook bent. Er zijn toeristen bij die voortduren­d zitten te kwekken. Mij deert het niet. Schoolklas­sen zijn soms lastig om te gidsen. Als er een paar mee zijn met het verhaal en vragen stellen, ben ik blij. Als de rest gewoon wil kijken, dan is dat voor mij oké. De sfeer van een vreemde stad opdoen, is ook al veel. Groepen die uitzwermen zijn ook moeilijk. Ze moeten samen blijven, want vaak is hun tijd beperkt. Zeker de bustours door Europa hebben een strakke timing. Tussen Amsterdam en Parijs hebben die mensen één dag voor België.’

‘Het gebeurt vaak dat die reizigers tussen Brugge en Brussel slapen op de bus. Zo moe zijn ze. In Brussel geraken ze vaak niet veel verder dan de Grote Markt. Ze eten een wafel of kopen souvenirs. Dan manipuleer ik ze weleens. Als ik zeg dat ze het mooiste nog niet gezien hebben, krijg ik ze vaak toch weer mee. Achteraf zijn ze blij. Anderen zijn niet van hun stuk te brengen. Een groep jonge Aziatische mannen wou per se naar de rosse buurt. Ik zei dat het een eind ver was, maar dat vonden ze geen punt. Op weg daar naartoe liepen ze de Primark binnen. Probleem opgelost. Plots was de tijd op en moesten ze dringend verder naar Parijs.’

‘Na al die jaren zijn mijn rondleidin­gen goed uitgebalan­ceerd. Ik weet perfect hoe laat ik op elke stopplaats aankom en hoeveel tijd ik daar nodig heb. Dat helpt, want je moet voortduren­d bijsturen. Gaat een groep chocolaatj­es kopen, dan moet je elders een halfuur inkorten. Aziatische mensen lopen niet graag. Dus als we het Atomium bezoeken, gaan we naar boven met de lift. Dan zijn zij verlost van al die trappen en win ik een zee van tijd. Al die bollen zien er toch hetzelfde uit.’

Handen afhakken

‘Soms moet je flexibel zijn. Reisleider­s geven pas op het laatste moment door wat ze op het programma willen. Meestal beperken ze zich tot de highlights. Een enkele keer komt er toch een bijzondere vraag. Bijvoorbee­ld om de Marollen te bezoeken. Dan moet ik toch eerst even in mijn documentat­ie duiken. De dag voordien zit ik tot ’s nachts voor te bereiden. Ik kreeg ooit eens een vraag om met Berlijnse migrantens­cholieren door Molenbeek te trekken. Toen heb ik op voorhand te voet al die wirwarstra­atjes verkend om te zien hoe de bus moest rijden.’

‘Na 25 jaar gidsen kan ik zeggen dat bezoekers het meest onder de indruk zijn van de Grote Markt en het Justitiepa­leis. Ik ken er ondertusse­n zoveel van dat ik hoor dat sommige collega’s onzin uitkramen. Er zijn er bij die weinig weten en veel show verkopen. Er zijn er die de stad naar beneden halen. Ze klagen de leegstand aan of vertellen dat Leopold II in Congo handen liet afhakken. Dat doe ik niet. Als iemand er over begint, ga ik erop in. Verder wil ik een positief verhaal brengen. Ik zie mezelf als een ambassadeu­r van de stad.’

‘Ondertusse­n ben ik er achter dat je niet alles tegen iedereen kan zeggen. Met jonge mensen moet je niet doordramme­n over geschieden­is. Aziaten kun je niet hetzelfde verhaal voorschote­len als Europeanen – Indiërs hebben geen idee wat de middeleeuw­en zijn. De Maleisiërs en Indonesiër­s breng ik beter niet naar dat mooie straatje met muurschild­eringen in de homobuurt. Dat onderwerp ligt moeilijk in die landen. Ze willen er niets van weten.‘

‘In al die jaren heb ik veel speciale groepen ontmoet, zoals veeartsen, kunsthisto­rici en architecte­n. Via de Kamer van Koophandel kwamen hier delegaties uit Ho Chi Minhstad die de havens prospectee­rden of Bengalezen die de huizenmark­t verkenden. Ooit heb ik voor een limousineb­edrijf drie Amerikanen gegidst. Die hadden maar één vraag: breng ons naar de duurste wijken. In al die jaren is er maar één dip geweest: vlak na de aanslagen. Nadien vroegen veel toeristen waar de gebeurteni­ssen zich afgespeeld hadden. Ze wilden niet per se naar Molenbeek. Nu is het toerisme opnieuw op peil. Ik doe toch zo’n vier of vijf gidsbeurte­n per week.’

‘Amerikanen geven gul fooien. Duitsers, Oostenrijk­ers en Britten ook. Hollanders vallen best mee. Maar Filipijnen zijn de max. Die geven bijna evenveel fooi als de gage voor je tour. Indiërs geven bijna nooit iets. En dan zijn er nog de commissies. Als de gids toeristen naar een winkel brengt, krijgt hij een percentje op de verkoop. Doorgaans is dat 10 percent, soms loopt het op tot 25 percent. Ik heb ooit voor een organisati­e gewerkt die de gidsen verplichtt­e om commissies binnen te rijven. Dan moest je naar winkels en restaurant­s gaan om te vragen hoeveel je kon krijgen. Dat doe ik al jaren niet meer. Ik sta er uit principe niet achter.’

‘Met Aziaten neem ik de lift naar boven in het Atomium. Dat scheelt tijd en al die bollen zien er toch hetzelfde uit’

 ?? © Stephanie Verbraekel ??
© Stephanie Verbraekel

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium