Facebook, Twitter en Google voor het blok gezet
Ja, we hebben provocerende boodschappen van Russische oorsprong doorgegeven. Ja, we zijn daarvoor betaald. Maar de problemen zijn aangepakt en dus is wetgeving niet nodig. Die boodschap hadden drie grote technologiebedrijven voor de Amerikaanse politiek.
Het was spitsroeden lopen deze week voor toplui van Facebook, Google en Twitter. Ze waren ontboden om dinsdag en woensdag te getuigen voor drie verschillende commissies van het parlement van de Verenigde Staten, om er uit te leggen hoe Russische organisaties ongehinderd hun netwerken konden misbruiken.
De ceo’s van de technologiebedrijven kwamen niet zelf, ze vaardigden voor dit rondje publieke vernedering hun directeurs juridische zaken af. Dat zal de kijkcijfers van de livestreams wat hebben gedrukt. Toch waren het pijnlijke confrontaties: politici van beide grote partijen hakten op hen in. ‘Dit gaat er niet over wie er heeft gewonnen of verloren’, zei de Republikeinse senator Richard Burr. ‘Het gaat over nationale veiligheid en de manipulatie van het Amerikaanse publiek door agenten van een vijandige mogendheid.’
126 miljoen gebruikers
De drie bedrijven leverden deze week inspanningen om schoon schip te maken. Ze gaven nieuwe cijfers vrij, die voor het eerst de volle omvang duidelijk maken van de Russische bemoeizucht tijdens en na de Amerikaanse verkiezingscampagne. 126 miljoen Facebookgebruikers kunnen in aanra king zijn gekomen met de berichten die zijn geplaatst door Russische organisaties, klinkt het nu bij Facebook. Dat bedrijf lachte aanvankelijk het idee van Russische beïnvloeding via zijn netwerk weg. In september beweerde het nog dat maar 10 miljoen gebruikers waren blootgesteld aan advertenties van Russische groepen. Het zou slechts gaan over 100.000 dollar aan betaalde advertenties, wat – in vergelijking met de budgetten van de kandidaten zelf – amper van tel leek. Inmiddels blijkt dat Facebook ook weet had van pogingen tot beïnvloeding via zijn filiaal Instagram. Facebook zou 170 Instagramaccounts hebben opgedoekt, die samen zo’n 120.000 items hadden gepost.
Scherpe toon
Behalve de nieuwe, hoge cijfers, viel vooral de erg scherpe toon van de ondervraging op. Facebook, Twitter en Google waren in de VS tot voor kort haast boven alle kritiek verheven. De Democratische senator Al Franken vroeg zich luidop af hoe het mogelijk was dat Facebook de pogingen tot beïnvloeding niet eerder opmerkte. ‘Amerikaanse politieke advertenties die betaald zijn in roebels, hoe kan het dat jullie dat niet merken?’, vroeg hij. Veel antwoord kwam er niet.
De Republikein John Kennedy ( ja, hij heet echt zo) eiste dat Face book zou toegeven, dat het onmogelijk elk van zijn 5 miljoen adverteerders kan kennen. Facebook moest dat beamen. Kennedy sneed ook andere thema’s aan die voor het sociale netwerk moeilijk liggen. Hij wilde weten wat voor profielen Facebook bijhoudt over zijn gebruikers, en wie er inzage in heeft. Hij vroeg of Facebook in staat is om de emoties van zijn gebruikers te analyseren en te exploiteren voor reclamedoeleinden. Dat was een verwijzing naar een schandaal van enkele maanden geleden: Facebook zou adverteerders hebben voorgespiegeld dat het in staat is om tieners te bereiken op de momenten dat ze zich onzeker voelen en nood hebben aan een opkikker. ‘Waar of niet?’, vroeg Kennedy aan Colin Stretch van Facebook. Die noemde het ‘overdreven’. ‘Na de verschijning van dat artikel hebben we maatregelen getroffen om te verhinderen dat er advertenties worden getoond op die basis.’
De technologiebedrijven ontsnapten ook niet aan een andere heikele kwestie: of zij inmiddels zijn uitgegroeid tot nieuwsmedia. Dat zou hen opzadelen met wettelijke verplichtingen, onder meer op het vlak van aansprakelijkheid. ‘Wij zijn een platform dat informatie deelt’, argumenteerde Richard Salgado van Google.
De technologiebedrijven kregen wel een helpende hand van enkele Republikeinse politici als Roy Blunt, die suggereerde dat het door Rusland bestede reclamegeld in het niets verzinkt tegenover de officiële verkiezingsbudgetten. En dus de uitslag niet kan hebben beïnvloed.
Regulering
Internetbedrijven kregen in de VS traditioneel weinig af te rekenen met bemoeizucht van de overheid, onder meer omdat politici innovatie niet in de kiem wilden smoren. Alvast één stuk wetgeving maakt nu een goede kans om goedgekeurd te geraken. De Honest Ads Act, voorgesteld door twee Democratische en één Republikeinse senator, zou deze week wel eens flink aan steun kunnen winnen. Internetbedrijven met meer dan 50 miljoen bezoekers per maand zouden dan een publieke databank moeten aanleggen van alle politieke advertenties, met onder meer gegevens over wie de advertentie kocht, wat het doelpubliek was en hoeveel mensen de advertentie zagen. De regels zijn vergelijkbaar met wat geldt voor traditionele media.
Toch klinkt het voorlopig alsof de technologiereuzen nog een (laatste?) kans krijgen om hun eigen huishouden in orde te krijgen. ‘U moet hier iets aan doen, anders doen wij het’, zei de Democratische senator Dianne Feinstein.