‘Voltooide levens bestaan niet’
Hoe viert schrijfster Charlotte Mutsaers haar vijfenzeventigste verjaardag? Met een plaat en een kleurboek en een feestje hier en daar. En met Bobbi Brownlippenstift gerode lippen. Vrolijkheid voorop dus, maar er is natuurlijk bovenal de langverwachte roman. Harnas van Hansaplast gloeit in het donker.
‘Proost!’ Het is nog maar middag en de fles is nog nie t helemaal gekoeld, maar niemand spreekt gastvrouw Charlotte Mutsaers tegen: bi j een zo heuglijk moment hoort champagne. Z oeven ontving zij uit handen van uitge ver Das Mag haar vers
van de persen gerolde roman Harnas van Hansaplast, alsook Het Grote Charlotte Mutsaers kleurboek voor nooitvolwasse
nen. Opgetogener over uitgaven kan een schrijver, denk ik, nie t zijn. De kleuren, de papierdikte, de bladspiegel, hoe he t figuurtje van Hansaplast in reliëf op de cover is aangebracht, achter werkelijk alles plaatst Mutsaers een vrolijk uitroepteken. De hele woonkamer lijkt met dwarrelende confe tti gevuld. Het is een dag me t glitters, want zelfs buiten geef t een zoe te nazomerzon de Amsterdamse grachten e xtra glans.
Zodra de uitge ver is uitgezwaaid, de hond Pieter weer opgerold in zi jn mand ligt en Mutsaers’ man, neerlandic us en schrijver Jan Fontijn, zich in zi jn werkkamer heeft teruggetrokken om ‘ eindelijk’ de nieuwe roman van zi jn vrouw te lezen, gaan wij over op wat zich binnen in die fleurige kaft afspeelt. De overgang kan nauwelijks bruusker: van kleur naar zwar twit, van majeur naar mineur . ‘Vlak voor oudjaar, op 29 december 200 1, werd mijn broer Barend dood op zi jn bed ge vonden in een gloednieuw pyjamajasje zonder broek. Geen gewone dood (voor zover een dood ooit gewoon kan zijn); hij was pas eenen vijftig en slechts omringd door grote stapels porno.’ Mutsaers mist haar entree nie t. Na twee zinnen is de lezer al midscheeps getroffen en dan heef t ie nog 306 pagina’ s meer van dattum te gaan.
Lachen
Edoch, Harnas van Hansaplast zou geen Mutsaers zijn als er nie t ook veel te lachen valt. Zelfs op he t inktzwarte openingstableau licht al een ‘gloednieuw pyjamajasje ’ op. Mutsaers heeft nu eenmaal een ‘ tamelijk vrolijke natuur’ en schri jft zoals G oya schildert: met lichttoetsen in he t duister. ‘Bij het ruimen van he t ouderlijke huis waar mijn broer tot zi jn dood heef t gewoond, vond ik een kast vol reser velampen. Dat vond ik zo mooi! V eel kostbaarheden liet ik staan, maar deze lampen heb ik meteen ingepikt. Nie t alleen omdat die me t gloeidraad eruit gingen maar ook omdat ik had gemerkt dat mensen die hun lampen niet meer ver vangen gauw doodgaan. Ik ben daar heel erg op bedacht: zodra een lamp kapot springt, al is he t tegen zessen, ik vlieg naar de wink el.’
Zolang er licht is, is er le ven, maar wat met Barend? Waarom lukte he t leven hem niet? Mutsaers zoekt he t antwoord via haar geliefkoosde methode: ze volgt sporen, haalt alles ondersteboven, wi jkt af van he t geijkte pad. ‘Spoorzoeken vind ik een van de aardigste dingen in he t leven. Alles wil ik bevragen, ook mezelf. Omdat ik vaak bots met gangbare denkbeelden wil ik achterhalen hoe dat k omt. Neem alleen al he t geloof. Het feit dat wereldwi jd miljarden mensen op de een of andere manier in een god geloven bewijst nog voor geen centime ter dat die god ook bestaat. Dat zou me t een heleboel andere dingen ook weleens het geval kunnen zijn, toch?’
Sporen zoekt ze dit k eer in he t tot de nok met boeken, kunstwerken en familiezilver gevulde ouderlijke huis. Een grot van wonderen voor de tective Mutsaers, alleen is er haast mee gemoeid: na de dood van Barend krijgen zij en haar zus A . van de huisbaas slechts twee maanden de ti jd om alles te ruimen. Een helse klus waarbi j ze aan lijkenpikkers zijn overgeleverd. Toch houdt Mutsaers haar doel helder voor ogen. Ze loopt waaks door de kamers van haar jeugd en blaast hier en daar he t stof weg van bitterzoete herinneringen. Zo wordt het verhaal over haar broer ook een verhaal over haar. ‘Dat kan ook moeili jk anders’, schrijft ze. Nie t alleen vanwege dat huis dat ook he t hare is ge weest en de ver wantschap, maar ook omdat ‘ schrijven sowieso al neerkomt op het maken van een zelfportret’.
Schuldig
Wie ben ik? Z e stelt de vraag in haar hele oeuvre en hoe wel ze in elk boek in haar hersens laat ki jken, geeft ze zich dit k eer ‘behoorlijk bloot’. Misschien speelde de gedachte dat als ze haar broer in zi jn blootje zette, ze dan nie t te beroerd moest zi jn ook zichzelf te tonen? ‘Deels wel, maar ik werd ook geconfronteerd me t iemand die heel anders denkt en handelt dan wat je doorgaans tegenkomt, of althans van iemand weet. Dat gaf behalve een triest ook een heel erg be vrijd gevoel.’ Moest zij dan nie t ook voorbij de schaamte en de schuld? Tenslotte stierf Barend ‘volstrekt geïsoleerd van iedereen en alles’, ook van zi jn zussen met wie hij geen contac t meer had. ‘ Waar zou ik me in godsnaam over moe ten schamen?’ Ze klinkt boos.
‘En waarom moet ik me toch alti jd schuldig voelen? Mijn man en ik hebben van alles gedaan, maar Barend maakte zich zelf onbereikbaar. Hij deed nie t eens de deur voor ons open. Aangezien he t huis vies en onderkomen was en vol porno lag , had hij ook wel groot geli jk om zijn zussen of andere pottenkijkers niet meer te willen ontvangen. Uit aantekeningen en markeringen in boeken blijkt hoe vlijmscherp hij zich bewust was van zi jn eenzaamheid en, erger nog, zijn eigen aandeel erin. M aar dat inzicht heef t hem er helaas nie t toe gebracht er ook ie ts aan te doen. Ergens streepte hij ook aan dat veel mensen je goeie raad ge ven en ver volgens kwaad worden als je die raad nie t opvolgt. Wat dan weer die relatie verziekt. J e zou er dus wel voor wachten om over je problemen te praten.’
Het zelfportret dat Mutsaers op zolder vindt, spreekt boekdelen: ‘ een geslachtloos mannetje zo roze als een big , opgebouwd uit stroken Hansaplast. Daaronder: IK .’ Hansaplast is een harnas van niks voor iemand die de nood ‘ de status quo’ noemde. ‘Altijd en voor iedereen ’. Barend was duidelijk niet goed toegerust voor he t leven? ‘Juist, alleen bli jft het grote onoplosbare raadsel wie of wat hem zo slecht heef t uitgerust. Ik heb geprobeerd zo veel mogeli jk zichtbaar te maken door de conte xt van zijn leven te sche tsen. Want zijn vele losse krabbels roepen wel veel op, maar zi jn contextloos. Ik laat zien waar en hoe hi j leefde, welke vreemdsoortige opvoeding hij kreeg ... Nu ja, dat he t een buitenissige opvoeding was, heb ik natuurli jk pas later begrepen, toen ik al ge vormd was.’
Dictator
Het leven ten huize M utsaers was ‘geen STERreclame’. Hoewel de familie voor zowat alles personeel had, beschikten ze over niet één enkele warmwaterkraan, laat staan een auto, een wasmachine, centrale verwarming of tele visie. Wel hingen er elf klokken in huis, want Ordnung muss sein . Avondeten gebeurde om zes uur , geen halve minuut eerder of later . ‘Mensen vragen me soms hoe he t mogelijk is dat ik dat heb gepikt, maar ik dacht dat als ik een grens overschreed de hele boel zou gaan schuiven. Wat ook zo is. Z odra een bibliotheek toestaat dat er k offie wordt gedronken, zit iedereen er in no time broodjes te e ten. Je kan maar be ter strikt zijn. Wat dat be treft zou ik een uitstek ende dictator zijn: een verlicht despoot me t van die lampjes op mijn hoofd en alle mensen zouden heel bli j met mij zijn.’
Toen ik Mutsaers vijf jaar geleden inter viewde, vertelde ze dat ze soms in haar bed het hele ouderli jke huis rondloopt. ‘Dan stel ik me voor hoe ik de kamer binnenkom, de tafel mooi gedekt, inclusief damasten servetten en kristallen vingerk ommen, en hoe we dan me t z’n allen gaan e ten.’ Precies deze herinnering wordt ook opgeroepen in Harnas van Hansaplast. Kent alles wat ze schri jft dan zijn oorsprong in dat huis in U trecht? ‘Ja, het was dan wel geen warm nest, maar dat zi jn toch buitengewone ervaringen die je later nie t meer zo tegenkomt. Ik ben geen bloedenbodemfanaat, maar geloof desalnie ttemin dat de plaats en he t huis waar je bent opgegroeid, je hele wezen kleuren. M instens zoveel als je ouders en je e ventuele broers en zussen, tenminste als je ge voelig bent voor zulk e dingen.’
Vreemd is he t dus nie t dat Mutsaers net wanneer zij Barend in gedachten aan de familietafel ziet zitten – zonder disgenoot en alles noterend wat hi j eet – ‘ bijkans doormidden breekt’. ‘Altijd in je eentje moe ten eten is buitenge woon treurig. Door op te schrijven wat hij at, sug gereerde hij als he t
‘Ik omarm het mooie bestaan, maar hoe meer je het leven als een geschenk ziet, hoe groter ook de angst dat het je wordt afgepakt’
ware toch een par tner of een klankbord.’ Uiteindelijk lijkt dat nog he t meeste te knagen: Barend heef t niet liefgehad. En dus ook nie t waarlijk geleefd? ‘Z o zie ik he t wel, ja, maar ik voel me nie t gerechtigd namens een ander te sprek en. Er zi jn autisten die het goed zonder liefde kunnen stellen en heel waarde volle mensen zijn.’ Barend heeft trouwens wél liefgehad: hi j hield van zijn zus C harlotte, zo bewijzen alle k eurig uitgeknipte recensies van haar werk. ‘ Ja, daar was ik heel erg door ge troffen.’
Moeder
Liefde. ‘Niet één liefde is vanzelfsprekend, toch?’ Z elfs niet die van een moeder voor haar kind. Als M utsaers aan haar moeder denkt, zie t ze haar rug . Ze noemt haar een valse star t en een spli jtzwam, ‘iemand die haar kinderen uit elkaar heef t willen spelen om hen te isoleren van hun vader’. Vandaag zou men vermoedeli jk over het münchhausenbyproxysyndroom spreken, schrijft ze, maar als kind zocht ze de oorzaak voor he t feit dat ze nie t in staat was haar moeders genegenheid te ver werven bij zichzelf. ‘Ik heb er alti jd mijn best voor gedaan, maar als he t niet zo is, dan is het niet zo. Ik zeg ook nie t dat ze nie t van me heeft gehouden, maar hoe ouder ik word, hoe meer ik zie dat he t beter had gekund. Het heeft me in elk ge val een huiver bezorgd om zelf kinderen te kri jgen. Geen van ons drieën kreeg kinderen. ’
Met de dood van haar moeder – zi j stierf op haar negenen vijftigste aan een hartinfarct – hield de kans op toch nog door haar te worden liefgehad. Een be vrij ding? ‘Het conflict was in elk ge val uit de wereld. Want, pas op, nu zie je mi jn verontwaardiging maar ik werd er ook heel depressief van. Soms was ik er zo kapot van dat mijn man zei dat we maar nie t meer naar Utrecht moesten gaan. I n zoverre was haar dood dus een be vrijding, ja, maar ik zeg er tegeli jkertijd bij dat ik he t heel erg zielig vind om zo jong te moe ten overlijden. Ik voer haar trouwens enk el op omdat ik wee t wat voor ongeluk ze mi j heeft aangericht en zi j toch ook de moeder was van mijn broertje. Het lijkt me sterk dat ze ineens een heel ander mens was tegenover hem, tenzij ze een weerzin wekkende kameleon was.’
Liefde
Hoewel Mutsaers diep is gegaan voor dit boek, heeft het ook be vrijdend gewerkt. ‘In die mate zelfs dat ik alweer een idee heb voor een volgende roman. Z odra de drukte voorbij is, ga ik opnieuw los!’ Z e klinkt in topvorm, maar dat mag ik nie t zeggen. ‘Dat is de goden verzoek en.’ Wat ik wél mag zeggen is dat ze me t veel glitters haar vi jfenzeventigste verjaardag viert. Met een feest in de Rode H oed in Amsterdam, me t het onlangs verschenen album Rikkelrak van componist L ouis Gauthier waar voor ze haar gedichten insprak én me t een kleurboek. ‘Iedereen tussen acht en achtentachtig mag mijn naar zwar twit vertaalde schilderijen inkleuren. Het is ’ n beetje heiligschennis, want ik heb me inder tijd helemaal rot ge werkt om er kleurspanning in te krijgen, maar ik vind he t goed om heiligschennis toe te staan.’
Bij vijfenzeventig horen confe tti en champagne, maar Mutsaers is en bli jft ook een Goya. ‘Ik omarm he t mooie bestaan, maar hoe meer je he t leven als een geschenk ziet, hoe groter ook de angst dat het je wordt afgepakt. Elk uur sluipt de horizon naderbij, dat is zo, maar voor dat dilemma staat elke oudere: of je wordt een oude sufferd die he t sowieso niks meer kan schelen, of je bli jft vanzelf jong . Het gekke aan mijn leeftijd, en dat geldt ook voor de puberteit, is dat anderen zich er meester van maken door er allerlei oordelen over uit te sprek en. Ze noemen mij oud, maar zelf zie ik he t leven als een doorgaande lijn. Ik begin de dagen nog ne t zo nieuwsgierig en ne t zo gebrand op nieuwe er varingen als veer tig jaar geleden. L even is er varen. Voltooide levens bestaan nie t.’
Wanneer Fontijn zijn werkkamer uitkomt, heeft hij rode konen van he t lezen: ‘Het is zo ’n mooi boek, L ot. Ik gloei helemaal.’ Ik vraag of de liefde haar harnas is in het leven? ‘Liefde maakt sterk en k wetsbaar tegelijkertijd, want de geliefde kan overlijden. Het is dus geen goed harnas. Het is hooguit een harnas van H ansaplast.’
‘Ik begin de dagen nog net zo nieuwsgierig en net zo gebrand op nieuwe ervaringen als veertig jaar geleden. Leven is ervaren’