Hoe moet Europa het separatisme stuiten? Thomas Piketty over de Catalaanse kwestie
Met de manier waarop Spanje fiscaal decentraliseerde, heeft het de afnemende binnenlandse solidariteit over zichzelf afgeroepen, zegt THOMAS PIKETTY.
Is de Catalaanse crisis te wijten aan de overdreven centralisering en de onverzettelijkheid van de gezaghebbers in Madrid? Of is ze te wijten aan de te ver doorgedreven, veralgemeende concurrentiestrijd tussen regio’s en landen, zowel in Spanje als in Europa, wat tot een steeds groter opbod heeft geleid bij de verdediging van de eigen belangen?
Laten we even terugkeren in de tijd. Als verklaring voor de hardere stellingnames over onafhankelijkheid wordt vaak gerefereerd aan de beslissing van het Spaanse Grondwettelijk Hof dat in 2010, naar aanleiding van de vele bezwaarschriften ingediend door afgevaardigden van de Partido Popular, het nieuwe autonome statuut van Catalonië heeft teruggeschroefd. Ook al leidden sommige door de rechters afgeblokte maatregelen tot ernstige fundamentele problemen (met name op het vlak van de regionalisering van justitie), het stond in de sterren geschreven dat de gebruikte methode alleen maar op misnoegen kon stuiten, vooral omdat dit statuut in 2006 niet alleen door het Spaanse parlement (dat toen door de socialisten werd geleid), maar ook door een referendum in Catalonië was goedgekeurd.
Intussen vergeet men dat de nieuwe regels voor fiscale decentralisering in 2010 wel degelijk werden bekrachtigd, zowel voor Catalonië als voor het geheel van de Spaanse regio’s. Door die nieuwe regels, die sinds 2011 worden toegepast, behoort Spanje, ook als je het vergelijkt met veel omvangrijker federale staten, op fiscaal en budgettair vlak tot de meest gedecentraliseerde landen ter wereld.
Zo wordt het totaalbedrag van de inkomstenbelastingen sinds 2011 fiftyfifty verdeeld tussen de federale regering en de regio’s. Concreet betekent dat dat de inkomstenbelastingen die tot de federale begroting bijdragen, gaan van 9,5 procent (voor een jaarlijks belastbaar inkomen onder de 12.450 euro) tot 22,5 procent (voor inkomens hoger dan 60.000 euro). Wanneer een regio besluit diezelfde belastingtarieven te hanteren voor het gedeelte dat haar aanbelangt, moeten haar inwoners in totaal een inkomstenbelasting betalen van 19 tot 45 procent, en zal de opbrengst opnieuw fiftyfifty verdeeld worden tussen Madrid en de regio. Elke regio kan bovendien beslissen haar eigen tranches en bijkomende heffingstarieven toe te passen, al of niet hoger dan de federale heffingstarieven. In elk geval ontvangt zij de overeenstemmende opbrengsten, die niet meer met de overige regio’s gedeeld hoeven te worden.
Een dergelijk systeem brengt veel problemen met zich. Het ondergraaft op zich al de binnenlandse solidariteit en veroorzaakt onderlinge rivaliteit tussen de regio’s, wat erg lastig is in het geval van een inkomstenbelasting, die net geacht wordt de ongelijkheid tussen de armsten en de rijksten te verminderen, over regionale of professionele identiteiten heen. Datzelfde systeem van interne concurrentie heeft sinds 2011 ook geleid tot dumpingstrategieën en tot de fictieve fiscale domiciliëring van gegoede klassen en ondernemingen, wat op termijn de bloei van de economie als geheel in gevaar dreigt te brengen.
Ter vergelijking: in de Verenigde Staten is de inkomensbelasting altijd een vrijwel exclusief federale belasting gebleven, terwijl de bevolking er toch zevenmaal groter is dan in Spanje en iedereen weet dat de decentralisering en de rechten van de verschillende staten er hoog in het vaandel worden gedragen. Sinds haar ontstaan in 1913 waarborgt de federale inkomstenbelasting er het systeem van fiscale progressibeeld viteit, met belastingpercentages die tussen 1930 en 1980 werden vastgesteld op gemiddeld meer dan 80 procent voor de hoogste inkomens, en die sinds de jaren 1980-1990 stabiel bleven op iets boven de 40 procent.
De federale staten kunnen er bijkomende belastingpercentages goedkeuren, maar in de praktijk gaat het om erg kleine percentages die meestal tussen de 5 en de 10 procent liggen. Ongetwijfeld hadden de Californische belastingbetalers (Californië telt in zijn eentje al bijna evenveel inwoners als Spanje, en zesmaal meer dan Catalonië) liever de helft van de federale belastingopbrengsten voor zichzelf willen houden: het is een feit dat ze daar nooit in geslaagd zijn (en eerlijk gezegd hebben ze het nooit echt geprobeerd).
In de Duitse Bondsrepubliek, een voorbeeld dat dichter bij Spanje aanleunt, is de inkomstenbelasting een louter federale aangelegenheid: de Länder kunnen er geen bijkomende belastingen goedkeuren en, wat de Beierse belastingplichtigen er ook van vinden, ze mogen geen fractie van de opbrengsten voor zichzelf houden. Daarbij dient gezegd dat de redenering van bijkomende belastingheffingen op regionaal of lokaal niveau niet per se rampzalig hoeft te zijn (daardoor zou in Frankrijk bijvoor- de woonbelasting vervangen kunnen worden), op voorwaarde dat die binnen de perken blijven. Spanjes keuze om de inkomstenbelastingen fiftyfifty te verdelen met de regio’s was veel te verregaand, zodat het land nu in een situatie verzeild is geraakt waarbij een deel van de Catalanen onafhankelijk wil worden om zo 100 procent van de opbrengst voor zichzelf te kunnen houden.
Ook Europa draagt een grote verantwoordelijkheid in deze crisis. Behalve zijn rampzalige afhandeling van de crisis in de Eurozone, met name ten koste van Spanje, voert het sinds decennia propaganda voor een beschavingsmodel gebaseerd op het idee dat het mogelijk is alles te hebben: zowel integratie in een grote Europese en mondiale markt, zonder reële verplichting tot fiscale solidariteit of financiering van het openbaar bezit.
Waarom zou je in dergelijke omstandigheden geen gokje wagen en van Catalonië een op Luxemburgse leest geschoeid belastingparadijs maken? Er bestaat wel een Europese federale begroting, maar die is uitermate klein. En logischerwijs zou zij in de eerste plaats gebaseerd moeten zijn op wie het meest baat heeft bij een economische integratie, met een gemeenschappelijke Europese belasting op de winsten van de grote bedrijven en de hoogste inkomens, zoals dat in de Verenigde Staten het geval is (we kunnen natuurlijk ook streven naar een beter systeem, maar daar zijn we nog erg ver van verwijderd). Alleen als Europa eindelijk werk maakt van fiscale solidariteit en rechtvaardigheid, kan het erin slagen het probleem van het separatisme aan te pakken.
Doordat Spanje belastinginkomsten ruim deelt met de regio’s, willen Catalanen onafhankelijk worden om alle opbrengsten te kunnen houden