DUURZAME LANDBOUW MET GGO’S
Komende lente willen onderzoekers van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) in Wetteren genetisch gemodificeerde maïs zaaien. Tot nu toe is daartegen veel minder protest gerezen dan enkele jaren geleden, toen het VIB een veldproef uitvoerde met ggoaardappelen.
Ggo’s worden steevast gezien als synoniem voor grootschalige industriële landbouw met monoculturen die landbouwgronden uitputten. Ze worden geassocieerd met de belangen van multinationals, die grof geld verdienen op de kap van boeren die afhankelijk worden gemaakt van diezelfde multinationals. Het gaat over sojabonen waarvoor hele delen van het Amazonewoud moeten worden gekapt, en over de koppelverkoop van ggogewassen en bepaalde onkruidverdelgers. Omdat ggotechnologie tot nu toe vooral in handen is van dergelijke multinationals, is elke debat over ggo een dovemansgesprek.
Maar is er niet veel méér mogelijk met moderne plantenbiotechnologie? Is het ontwikkelen van planten die meer opbrengen of minder gevoelig zijn voor droogte of ziektes per definitie verkeerd? Kunnen ggo’s niet mee een antwoord bieden op de klimaatverandering, of op de grote periodes van extreme droogte waar in Afrika nog altijd veel mensen onder lijden?
Misschien is dit wel het moment om een rationeel debat te voeren over de vraag of ggotechnologie ook een onderdeel van een duurzame en kleinschalige landbouw kan zijn. Nu we niet meer te maken hebben met extreme protesten die uitmonden in vernielingen, waardoor het debat helemaal getroebleerd was.
Natuurlijk zijn er dan regels en afspraken nodig, zodat er geen monopolies en afhankelijkheden gecreëerd worden. En wetenschappers moeten met de samenleving in debat gaan over wat wel en niet wenselijk is. Maar ggo’s zijn niet per definitie een kwestie van dure patenten en arme boeren. Ook bij gewone veredeling kunnen patenten worden aangevraagd. En gewassen die tegen droogte of ziektes kunnen, kunnen ook in het voordeel van boeren spelen. Marc Van Montagu, de oprichter van het VIB, geeft vaak de virusresistente papaja, die sinds 1998 op Hawaï wordt geteeld, als voorbeeld. Die is ontwikkeld door de universiteiten van Cornell en van Hawaï en alle rechten zijn overgedragen aan een lokale papajaboerenorganisatie.
Als we een echt debat willen, moeten voor en tegenstanders wel uit de loopgraven komen waarin ze nu al sinds de jaren negentig zitten.
Technologie is niet per definitie een kwestie van dure patenten en arme boeren