Is Hilde Crevits zwemster of krokodil?
De vernieuwde lerarenopleiding is als het Verdrag van Versailles. Het draagt, vreest FREDDY MORTIER, al de volgende oorlog in zich.
Een verstandige dame schreef mij onlangs dat het goed is tegen de stroom in te blijven zwemmen. Soms keert het tij toch en dan lig je plots op kop. Iedereen moet dan meezwemmen, hoewel er altijd krokodillen zijn die op de bodem blijven liggen. Is minister van Onderwijs Hilde Crevits een zwemster of een krokodil? Het water waarover het gaat, is de lerarenopleiding.
Eerst een woord van appreciatie: eindelijk wordt het probleem (want het is er één) van de lerarenopleiding aangepakt door een minister. We zaten op een hellend vlak waar minder en minder mensen voor het beroep kozen, de kwaliteit van de leraren steeds discutabeler werd, en de competenties van de opleiders versnipperd lagen over drie soorten aanbieders die elkaar beconcurreerden in plaats van samen te wer ken. Minister Crevits heeft dan ook terecht ingezet op drie doelstellingen: méér leerkrachten, betere leerkrachten, bundeling van het aanbod.
Concurrentiestrijd
Voorop staat de kwaliteit en dat hoort ook zo. Het wordt hoog tijd dat Vlaanderen eindelijk eens een lerarenopleiding garandeert die aan de noden van de leerlingen secundair onderwijs is aangepast. En die ook gegarandeerd kwalitatief hoogstaand is, ongeacht waar je gaat studeren. We zaten op de goede weg toen het kabinet onderwijs naar Europa keek en de inpassing van de lerarenopleiding in de Vlaamse kwalificatiestructuur op de agenda zette. Want nu hebben wij maar een halfbakken ‘pedagogisch bekwaamheidsbewijs’ dat in termen van kwalificaties naar intentie alles en in feite niets is: het is geen secundair onderwijsniveau (niveau 4) of hoger beroepsonderwijs (5), heeft geen bachelorniveau (6) en is geen masterdiploma (7).
Je moet in Vlaanderen wonen om niet te zien dat de competenties die ons parlement, bij decreet nog wel, vraagt van de leerkrachten zo hoog zijn, dat, genereus gesproken dan nog, eigenlijk alleen 6 en 7 opties zijn. Maar hogescholen, universiteiten en Centra Voor Volwassenonderwijs (CVO’s) reikten en reiken nog steeds hetzelfde kwalificatiebewijs uit. In de CVO’s ging de eenheidsworst vaak zover dat leraarsbakker in spe er gemoedelijk samen met leraarseconomie in spe leerden les geven. Eén leraar, één didactiek dus, brood met de smaak van vraag en aanbodcurven. Van respect voor de eigenheid van leerlingen en van bezorgdheid om hun professionele toekomst getuigt dat niet.
Er is wel wat ondernomen toen een visitatie van dit letterlijk niveauloos lerarenonderwijs uitwees dat dit allemaal niet zo geschikt was, maar het euvel bleef: geen kwalificatiestructuur. Een neveneffect was een hevige (en voor de kwaliteit nefaste) concurrentie tussen de aanbieders van de lerarenopleiding, met name de universiteiten en de CVO’s. Die laatste werden geacht de lerarenopleiding toegankelijker te maken in termen van combineerbaarheid met arbeid. Zo kwamen er wel méér leraren, maar niet noodzakelijk betere.
Kaduke redenering
Minister Crevits heeft het uitstekende idee om die kwalificatiestructuur in te voeren in de lerarenopleiding en de CVO’s te integreren in de hogescholen en universiteiten. Je zou denken dat we nu eindelijk aan de slag kunnen, hogescholen met ni
In het volwassenonderwijs zaten leraarsbakker in spe vaak gemoedelijk samen met leraarseconomie in spe, brood met de smaak van vraag en aanbodcurven
veau 5 (dat ze nog helemaal moeten ontwikkelen) en niveau 6 en de universiteiten met niveau 7. Maar nu rijpt het plan om mensen met een masterdiploma die niet meteen voor een educatieve master hebben gekozen, toch toe te laten om hun lerarendiploma op niveau 6 te behalen, aan een hogeschool dus. Want nu, luidt de redenering, mogen mensen die al leraar zijn op bachelorniveau lesgeven in het hoger secundair wanneer zij later een master behalen. En dus moet het omgekeerde ook mogelijk gemaakt worden. Dat staat niet in de officiële teksten, maar circuleert als vanzelfsprekend. De hele redenering is echter kaduuk als je vertrekt van de kwalificatiestructuur. Ook als leraar studeer je immers af voor 6 of 7. Het niveauloze pedagogisch bekwaamheidsbewijs is er immers niet meer. De minister heeft het zelf afgeschaft. Maar diezelfde minister gaat nu toch mee, ziet het ernaar uit, in een restauratie van het oude stelsel.
Leren we dan niet uit de nochtans recente geschiedenis? Je hoeft geen glazen bol te hebben om te begrijpen dat het risico heel groot is dat niveau 5, 6 en masters weer samen in dezelfde massale klassen zullen komen te zitten en dat we zullen hervallen in het oude kwaad. Een eenmalige visitatie zal dat niet tegenhouden. Duidelijk is ook dat die knieval voor kwantiteit de doelstelling van samenwerking tussen de aanbieders zal ondergraven. Je krijgt een structuur waar de hogescholen de oude plaats hebben ingenomen van de CVO’s. En waarom zouden universiteiten samenwerken met hogescholen als die laatste hun studentleerkrachten gaan claimen? Daar komt gewoon heibel van. De vernieuwde lerarenopleiding draagt zo, net als het Verdrag van Versailles, de volgende oorlog in zich.