‘Sommige collega’s verklaren mij gek omdat ik nog elke dag een mis opdraag’
BEROEPSGEHEIM De priester
‘Aanvankelijk was ik godsdienstleraar en medepastoor op een parochie. Inmiddels ben ik pastoor van een grote parochie. Een knelpuntberoep, ja. Vijftien kerken heb ik onder mijn hoede. Een centrumkerk en meerdere kleine dorpskerkjes. Elke week in die vijftien kerken de eucharistie opdragen lukt niet, ook al springt een gepensioneerde priester bij. Dus gaat het bij toerbeurt.’
‘Dan nog is het aanpoten. Elke zondag draag ik drie vieringen op, op zaterdagen twee, op weekdagen één. Dat maakt tien vieringen per week en daar komen nog de uitvaarten, huwelijken en doopvieringen bovenop. Ik verzorg ook nog de liturgie in rusthuizen. Mijn dagen zijn goed gevuld, jawel.’
‘In een gewone week trekken alle vieringen samen zo’n zevenhonderd geregelde kerkgangers, op hoogdagen zijn het er uiteraard meer. Het stoort me niet dat de meeste gelovigen een stuk ouder zijn dan ikzelf. Als jonge twintiger heb ik indertijd mijn roeping gevonden in een oude kerk, tussen oude mensen. Het leeftijdsverschil geneerde mij toen niet, en doet dat ook nu niet. Overigens ben ik in mijn misvieringen niet eens altijd de jongste. In het rusthuis uiteraard wel, en ook vaak in de vieringen door de week. Maar niet in de zondagsmis, en niet enkel omdat ik dan misdienaars om me heen heb. ’s Zondags komen best veel jonge gezinnen naar de kerk, steeds meer gekleurde gezinnen ook.’
Roger Vangheluwe
‘Ik heb me nooit scheef bekeken gevoeld omdat ik priester ben, althans in mijn gezicht zijn er me dat nog niet veel komen zeggen. Zelfs ten tijde van het pedofilieschandaal bleef ik respect krijgen – al ken ik genoeg collega’s die daar wél zwaar onder hebben geleden. Bij mij is nooit een misdienaar opgestapt vanwege Roger Vangheluwe. Als er hier misdienaars vertrekken, dan is dat omdat ze er door hun leeftijdsgenootjes om worden uitgelachen.’
‘Ik woon alleen, in een grote pastorij in een provinciestad. Maar van eenzaamheid heb ik geen last. Ik ben graag onder de mensen. En een keer per maand ga ik kaarten met vrienden uit mijn studententijd. Ik ben een wat latere roeping: voor ik naar het seminarie ging, heb ik eerst een “gewone” opleiding afgemaakt. Die studievrienden, de meeste van hen zijn jonge vaders nu, zien mij niet als priester, maar als een van hen. Zij zijn ook niet allemaal gelovig, al hebben de meesten me wel gevraagd om hun kinderen te dopen. Bij hen kan ik mezelf zijn, het is heel belangrijk dat ik op die mensen kan terugvallen. We sms’en elkaar geregeld, over heel gewone dingen. De voorbije weken over de televisieserie Tabula rasa, bijvoorbeeld: wie zou uiteindelijk de dader zijn?’
‘Een enkele keer wordt de agendadruk me wel eens te veel. Jawadde jongen, zeg ik dan. Elk jaar zo’n 200 doopsels en 170 uitvaarten. In het seizoen, van april tot september, komen daar nog één of twee huwelijken per week bij. Maar hoe druk ook, met een extra misviering kun je mij doorgaans niet straffen – in elk geval nóg niet.’
‘Of ik nog vrije tijd overhoud? Heel mijn leven ongeveer. Ik heb het geluk dat ik van mijn hobby mijn beroep heb kunnen maken. Sommige collega’s verklaren mij gek dat ik nog elke weekdag een eucharistieviering opdraag, maar dat is nu eenmaal wat ik het liefste doe. Het woord verkondigen, het brood breken, gemeenschap vormen: dat is voor mij de essentie van het geloof. Zo bescherm ik me ook tegen mezelf en kan ik mijn telefoon eens een uur uitzetten. Anders gaat mijn hele dag toch maar op aan organiseren.’
‘Emotioneel kan dit beroep zwaar zijn. Als je een baby moet begraven, bijvoorbeeld. Of een tiener die werd gepest en zelfmoord heeft gepleegd. Of een jong verkeersslachtoffer. De vraag die nabestaanden dan het vaakst stellen, is: waarom? Dan moet ik natuurlijk niet aan komen zetten met een rationeel antwoord en zeggen dat iemand met zijn hoofd tegen de voorruit is gekomen en daardoor overleden is. Nee, ik moet proberen om de uitvaart zo te laten verlopen dat mensen zich door de liturgie uit hun verdriet laten optillen, dat ze geloven dat het leven van hun geliefde niet voor niets is geweest, dat ze hun blik weer naar de toekomst durven te richten. De eeuwenoude rituelen van de liturgie helpen daarbij, met de theatrale elementen die erin zitten: de afwisseling van hoogtepunten en momenten van ingetogenheid en stilte.’
‘Door zo’n viering goed te regisseren, kun je richting geven aan het verdriet. Ik herinner me de uitvaart van een tiener die was overleden na een wanhoopsdaad. In het klein kerkje waar hij werd begraven, hing de hele viering lang een gewijde stilte. Muisstil was het – op die ene, hartverscheurende schreeuw van de moeder na, halverwege de uitvaart. Iedereen had het een prachtige viering gevonden, vertelde ze me later, al kon ze er zichzelf achteraf helemaal niets meer van herinneren.’
‘Soms stellen mensen eisen waaraan we niet kunnen voldoen. Ze willen dat die of die voorganger een uitvaart doet. Dat kan niet altijd. We zijn maar met zijn tweeën, mijn gepensioneerde collega en ik. Als meerdere begrafenissen kort na elkaar vallen, gebeurt het dat we er een collega van een naburige parochie bij moeten roepen. Dat moeten mensen aanvaarden, ook al hadden ze het liever anders gezien.’
‘Ook als ik ondervind dat mensen enkel voor het architecturale kader in de kerk komen trouwen, trap ik op de rem. Je komt hier geen gebouw afhuren, zeg ik dan, je komt hier voor een religieuze plechtigheid. Hetzelfde met doopsels. Wie een zaal huurt voor een babyborrel, kan zoveel ballonnen ophangen als hij wil. Maar in een kerk gelden eigen regels. Natuurlijk luister ik naar de wensen van mensen en ik ben bereid om, met respect voor de eeuwenoude liturgie, heel ver in hun wensen mee te gaan. Maar ik bevraag die wensen ook, en ik stuur bij. Of ze zeker zijn dat ze die of die muziek willen laten horen op dat en dat moment in de viering? Zal het niet te druk overkomen? Als mensen een cd willen opleggen, vraag ik of ze niet iemand kennen die dat nummer live kan zingen. Dat is zoveel warmer, en het geeft niet als er eens een nootje vals klinkt.’
‘Het is geven en nemen. Je kunt als priester scherpe lijnen trekken, maar waar is de barmhartigheid dan? Het moet niet altijd hoempapa zijn, en we moeten Studio 100 niet naar de kroon willen steken, maar er zijn altijd mogelijkheden buiten de klassieke liturgie om. Mensen mogen zelf “puzzelstukken” aandragen, maar ik beloof nooit dat alle stukken in de uiteindelijke puzzel zullen passen. Je moet eerst de hoeken vastleggen, vind ik, zoals bij een echte legpuzzel, en daarna pas de rest invullen. Elke viering heeft een eigen ritme, een eigen hartslag. In een huwelijksviering mag best een uitsmijter zitten, maar die mag het jawoord niet overschaduwen.’
’Ja man, ik weet het niet meer’
‘Bij het besturen van een parochie komt helaas ook “politiek” kijken. Ik bedoel, je moet beleid voeren en mensen samenhouden. Gelovigen willen niet allemaal eenzelfde soort kerk. Je hebt er die zweren bij recepten van honderd jaar geleden en die het liefst zouden zien dat ik opnieuw met mijn rug naar de gelovigen de mis opdraag. Mijn achterkant is mijn schoonste kant niet, zeg ik dan. Of: zou het niet nóg beter zijn als ik de mis vanachter een gordijn opdroeg? Dat weten ze dan meestal niet, maar vele eeuwen geleden was dat het gebruik in de katholieke kerk.’
‘Aan de andere kant van het spectrum heb je de modernisten, hoewel dat woord eigenlijk achterhaald is, want ook zij zweren bij recepten die inmiddels al veertig jaar oud zijn. Recepten waarbij Jezus een toffe pee wordt gevonden, en men samen met hem op weg wil gaan, onder begeleiding van gitaarmuziek – maar waarbij de sacrale aspecten van een viering soms compleet de mist ingaan. Het is niet evident om aan zulke uiteenlopende strekkingen recht te doen, om zulke visies met elkaar te verzoenen.’
‘Ik ben natuurlijk een gelovig mens. Als er echt dingen op me gaan wegen, dan leg ik ze in het bakje van God. Ja jongen, zeg ik dan, ik weet echt niet meer wat ik hiermee aan moet. Trek er uw plan mee, ik heb gedaan wat ik kon, ik heb ook maar twee handen. Daarna lig ik er niet meer van wakker. En de volgende ochtend brengt dan vaak weer nieuwe ideeën, waarmee ik voort kan.’
‘Je hebt mensen die Jezus een toffe pee vinden en samen met hem op weg willen gaan, onder begeleiding van gitaarmuziek. Daarbij gaan de sacrale aspecten van een viering soms compleet de mist in’