Waarom we nog niet van de waterval af zijn
Nog altijd liever Latijn dan loodgieterij
‘Interesses van leerlingen spelen nauwelijks een rol bij de overgang van basis naar secundair onderwijs’ SIMON BOONE Onderzoekscoördinator Leerlingen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status belanden bij even goede prestaties toch minder vaak in de Latijnse of Moderne
Eerst Latijn proberen, of een wetenschappelijke richting. Dat zijn de opleidingen die je moet volgen. Als het daar niet lukt, kan je nog altijd afzakken naar een technische richting en finaal het beroepsonderwijs.
Ons onderwijs is doordesemd van dat ‘watervalprincipe’. Ouders, leerkrachten en zelfs leerlingen zelf maken nog altijd het onderscheid tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ richtingen, en spreken consequent over afzakken. En dat ondanks verwoede pogingen van scholen en beleidsmakers om de troeven van die zogezegd lagere richtingen te benadrukken. Zelfs de brede eerste graad, waarin leerlingen zich niet meteen moeten specialiseren, blijkt op veel scholen te leiden tot duidelijk te onderscheiden groepen.
Dat blijkt uit het grootschalige Transbasoonderzoeksproject van de UGent, de VUB, de UAntwerpen, de AP Hogeschool en de HO Gent. Meer dan drieduizend leerlingen op 36 scholen in Antwerpen en Gent zijn ondervraagd over hun overgang van het basisnaar het secundair onderwijs. Ook leerkrachten en ouders zijn onder de loep genomen. De resultaten van het onderzoeksproject worden vandaag voorgesteld.
‘Interesses van leerlingen spelen nauwelijks een rol bij de overgang’, zegt onderzoekscoördinator Simon Boone (VUB). ‘Er wordt vooral gekeken naar de prestaties voor twee vakken: wiskunde en Nederlands. Wie daarop het sterkst presteert, stroomt doorgaans door naar Latijn. Wie gemiddeld tot iets minder goed scoort, naar techniek of kunst. Wie echt problemen heeft met de leerstof, start in de Bstroom.’
Strenge leerkrachten
Opvallend: wie niet start in die geprezen richtingen vertoont, volgens het onderzoek, een lagere betrokkenheid bij de school en een hoger gevoel dat het onderwijs niets voor hen is. Dat gevoel is al in het basisonderwijs ontstaan. ‘Die leerlingen voelen zich al mislukt nog voor ze goed en wel aan het secundair onderwijs begonnen zijn’, zegt Boone. ‘Zij maken veel meer kans om ongekwalificeerd uit te stromen.’
Leerlingen beslissen zelf mee over welke richting ze willen volgen. Maar hun kennis over de te volgen richting is beperkt en oppervlakkig. ‘Zullen de leerkrachten streng zijn? Zal ik er vrienden maken? Dat zijn de vragen die kinderen zich stellen. Over de consequentie van hun keuze wordt niet doorgedacht. Ze staan ook sterk onder invloed van wat hun ouders of leerkrachten zeggen, en dat durven al eens stereotiepe denkbeelden te zijn.’
Geen beterschap
Leerlingen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status belanden bij even goede prestaties als hun meer gegoede leerlingen toch minder vaak in Latijn of Moderne, leert het onderzoek nog. Scholen adviseren ze ook minder vaak om voor een theoretische opleiding te kiezen.
Volgens Boone is de structuur van ons onderwijs te complex. ‘Voor ouders is het echt niet evident om een goed zicht te krijgen op alle opties.’ Van de hervorming van het secundair onderwijs ‘verwacht hij niet veel beterschap’.