Afscheid van een non
Twee en een half uur lang laat Dialogues des Carmélites precies zien wat de titel belooft: pratende nonnen. En toch is het, als opera, een van de mooiste die ooit geschreven zijn.
Vrees houdt de partituur bijeen. De focus ligt op de levensangst van de jonge Blanche, die tegen de achtergrond van de Franse Revolutie intreedt in de orde van de karmelietessen. In filmische tableaus volgt componist Francis Poulenc haar spirituele ontwikkeling. Aan het begin van de opera gebruikt Blanche geloof om aan het leven te ontsnappen. In het hartbrekende slotkoor, een voltallige nonnenorde op het schavot, stapt ze vrijwillig de dood tegemoet. Wie er dan nog op doordenkt, is een taaie. Poulencs mirakelmuziek maakt bij de kijker precies datgene los wat ook Blanche bereikt: totale overgave.
De enscenering van Olivier Py uit 2013, die nu in De Munt te zien is, verplaatst de kloostervertelling naar een claustrofobische doorloop zonder daglicht. Prachtige tinten van grijs en zwart, sobere decorstukken en spartaanse schuifwanden: er is maar weinig dat afleidt van wat aan gewetensnood en vroomheid ter discussie staat. Slechts één keer breekt Py het tunnelperspectief open. Als de moederoverste op haar sterfbed ligt en ineenkrimpt in het vooruitzicht van de dood, zet Py het toneelbeeld letterlijk op zijn kop. Een eyeopener: voor Blanche en voor het publiek.
Sterk aan Py’s enscenering is dat de revolutionaire dreiging veeleer subtiel aangevinkt wordt, zoals het haatgebaar van een knecht achter de rug van zijn broodheer. Zelfs als de roerige massa aan de kloosterpoort morrelt, waagt de boze buitenwereld zich niet op het toneel. Het zelfgekozen martelaarschap van de karmelietessen wint erdoor aan kracht. Overigens zijn Py’s nonnen minstens zo strijdbaar als hun scherprechters. Op de muur gegraveerde wapenkreten als ‘Liberté’ of ‘Égalité’ vullen ze dapper aan met ‘en Dieu’ en ‘devant Dieu’.
Met Patricia Petibon stond vrijdag een mooi weerspannige Blanche op de planken: zowel voor de spirituele vertwijfeling als de evangelische vervoering vond ze juiste tonen. Haar stoutemeisjesachtige stem kleurde mooi complementair met de meer angelieke Constance van Sandrine Piau. Als Madame Lidoine zong Véronique Gens een gezaghebbende, maar ook breekbare priorin. De wat antiekerige mezzo van Sophie Pondjiclis, die een zieke Sylvie BrunetGrupposo verving, paste perfect bij de rol van moederoverste. Stanislas de Barbeyrac maakte het woordengevecht tussen Blanche en haar broer tot het onofficiële liefdesduet van de opera.
Vanuit de bak liet chef Alain Altinoglu voortvarende, intrigerende geluiden opklinken. De harmonische vondsten en ritmische kleuren van Poulenc prikten en friemelden als het grofgeweven habijt van een non. Alleen hoog koper en een enkele wankele koorstem haalden de muzikale epifanie af en toe onderuit.