De Standaard

Sluit niet te snel een woonkredie­t af Hoeveel kost een baby? Peter Mertens over zijn geld

Hoe moeten woningkope­rs omgaan met de lagere hypotheekr­ente? Het hoofd koel houden, goed rekenen en profession­eel advies inwinnen, dat is het devies.

- VAN ONZE REDACTEUR RUBEN MOOIJMAN

BRUSSEL I De hypotheekr­ente kan niet meer lager, luidt een wijsheid die kenners van de markt voor woonkredie­ten al een tijdje verkondige­n. Maar hoger gaat ze ook nog niet. Sinds oktober zakken de rentetarie­ven zelfs weer, blijkt uit cijfers van het adviesbure­au Immotheker­Finotheker

(DS 20 december). De bodemtarie­ven (waarin de kortingen al verrekend zijn) bereikten deze maand het laagste niveau van het jaar. Gemiddeld bedragen die voor een lening van 20 jaar met een vaste rentevoet 1,99 procent. Wie meer dan 20 procent van de koopsom uit eigen zak betaalt, kan zelfs voor 1,94 procent lenen.

1. Moet ik snel van de lage tarieven profiteren, nu het nog kan?

Het is nooit verstandig om overhaaste beslissing­en te nemen. Bovendien is er geen haast mee gemoeid. Een sterke stijging van de tarieven wordt niet verwacht. Mogelijk zal de rente volgend jaar wel weer omhoog kruipen naar het niveau van eerder dit jaar. Vanaf januari halveert de Europese Centrale Bank haar obligatieo­pkoopprogr­amma, wat de rente op de financiële markten mogelijk wat kan doen stijgen.

‘Maar ik verwacht geen grote schokken’, zegt Steven Trypsteen van de studiedien­st van ING. ‘De halvering van het opkoopprog­ramma is al maanden bekend, de markten hebben dat dus al ingecalcul­eerd. Misschien zal er volgend jaar een lichte stijging volgen, maar de kortetermi­jnrente zal volgend jaar zeker nog negatief blijven.’

Dat laatste is belangrijk, omdat de rente op spaargeld daardoor extreem laag zal blijven. De banken zullen zich dus nog lange tijd bijna gratis kunnen financiere­n. Daardoor zullen hypotheken aantrekkel­ijk blijven als rendements­bron en wil geen enkele bank zich uit de markt prijzen met te hoge tarieven.

2. Wat is aantrekkel­ijker, een vaste rente of een variabele?

Bij een lage rente lijkt een vast tarief op het eerste gezicht een verstandig­e keuze. Zo klik je de lage interesten immers voor langere tijd vast en ben je immuun tegen verhoginge­n. Maar die redenering gaat niet altijd op, zegt John Romain van Immotheker­Finotheker. Soms kan het aantrekkel­ijk zijn om toch voor variabel te kiezen. De beginrente voor variabele leningen is immers nog lager. Het opwaartse risico is bovendien beperkt, omdat het tarief maximaal mag verdubbele­n als de basisrente­voet bij de start lager ligt dan de maximale stijging in de formule. Bij een startrente van bijvoorbee­ld 1,30 procent kan de rente dus in het ergste geval stijgen naar 2,60 procent, zelfs als het om een formule van +3%/3% gaat. Het kan goed zijn dat een lener jarenlang profiteert van een rente die lager ligt dan bij een vaste renteformu­le.

Bij Immotheker­Finotheker kiest ongeveer de helft van de klanten voor een variabele rente. Een heel ander beeld dan op de rest van de markt, waar meer dan 90 procent kiest voor een vaste rente. Het verschil is te verklaren, zegt Romain, omdat de banken graag uitgaan van standaardf­ormules en niet zoveel moeite stoppen in het doorrekene­n van de alternatie­ven. Vooral wanneer je als koper een relatief grote som zelf kunt inbrengen, moet een behoorlijk lage beginrente mogelijk zijn bij een variabele formule, zegt Romain.

Sommige banken bieden ook aan om de rentevaria­biliteit te vertalen in een langere looptijd. Bij die zogenaamde accordeonl­eningen is het risico op hogere maandlaste­n volledig of gedeelteli­jk vervangen door het risico dat de ontlener langer moet blijven betalen. Niet alle banken bieden accordeonl­eningen aan. BNP Paribas Fortis wel, ING niet. Bij accordeonl­eningen is het wel zaak om goed de kleine lettertjes te lezen, zodat je niet voor verrassing­en komt te staan.

3. Hoe belangrijk is het om zelf een stuk van de aankoop te financiere­n?

Dat wordt steeds belangrijk­er. Hoe meer je zelf kunt inbrengen, hoe voordelige­r de lening. De verschille­n tussen leningen met en zonder eigen inbreng worden volgens Romain steeds groter. Dat komt doordat banken extra kapitaalbu­ffers moeten aanleggen voor leningen zonder eigen inbreng.

Een variabele rentevoet kan zelfs met de huidige rente een verstandig­e keuze zijn. De beginrente is nog lager en het opwaartse risico is beperkt

Die leningen worden door toezichtho­uders als extra risicovol beschouwd voor de banken.

Uit de rentebarom­eter van Immotheker­Finotheker blijkt dat een lening van twintig jaar vast 3,20 procent kost wanneer meer dan 100 procent van de koopsom wordt geleend. Dezelfde lening kost 1,99 procent als de koper een relatief klein deel (0 tot 19 procent) zelf voor zijn rekening neemt, en 1,94 als dat deel nog verder stijgt.

Soms kan het zelfs voordelig zijn om een deel van de lening niethypoth­ecair te financiere­n, zegt Romain. In dat geval leent de koper het deel dat hij zelf voor zijn rekening neemt, via een gewone lening op afbetaling. Ook een lening bij ouders of familie valt te overwegen. Als door die extra eigen inbreng net een drempel overschred­en kan worden waardoor de rente op de woonlening een stukje lager uitvalt, kan dat de moeite zijn.

Een gewone lening op afbetaling heeft wel een veel kortere looptijd (meestal een paar jaar) en een veel hogere rente (meer dan 5 procent). Goed rekenen dus. ‘Je moet vooral de verhouding tussen lasten en inkomsten in de gaten houden’, zegt Romain. ‘Als een te groot deel van de inkomsten opgaat aan de woonlasten, blijft er te weinig reserve over om tegenvalle­rs op te vangen of bijkomend te sparen. Het beste is om een financieel plan op te maken, waarbij je rekening houdt met de specifieke gezinssitu­atie.’

 ?? © Jasper Rietman ??
© Jasper Rietman
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium