Iran in de greep van betogingen
Iran staat voor een heruitgave van de ‘Groene Beweging’ van 2009, mogelijk beantwoord met hetzelfde geweld.
BRUSSEL I Sociaal protest sluimert in Iran al maandenlang, maar de beelden van de voorbije dagen zijn ongezien sinds 2009. Tienduizenden betogers verzamelden in tal van steden en dorpen in Iran, portretten van ‘Hoogste Leider’ Khamenei werden naar beneden gehaald, en slogans varieerden van ‘Dood aan de Revolutionaire Garde’ – zowat het private leger van het regime – tot opmerkelijke uitroepen over Reza Shah, de laatste koning van Iran.
De staatstelevisie meldde maandag dat ‘in de evenementen van gisteravond jammer genoeg tien mensen zijn gedood in diverse steden’. Of dat cijfer klopt, is niet duidelijk. Om de verspreiding van video’s via sociale media en oproepen tot meer betogingen tegen te gaan, blokkeerde het regime intussen al apps zoals Telegram – een populaire Russische concurrent van Whatsapp – en Instagram, en het internet werkt in Iran nu nog trager dan voorheen.
De redenen voor de frustratie van de betogers zijn talrijk. Iran is ongezien machtig in het MiddenOosten – met zijn interventies van Irak en Syrië tot Jemen – maar die politieke en militaire invloed staat in schril contrast met het welzijn van de eigen burgers. Niet toevallig gaan sommige slogans in Iran ook over het stopzetten van al die regionale avonturen, zodat het geld dat daaraan wordt besteed, in de eigen economie kan worden geïnvesteerd.
Een deel van de frustraties komt voort uit de alom aanwezige corruptie, vaak georganiseerd ten dienste van de ‘Islamitische Revolutie’ sinds 1979. De Revolutionaire Garde moet alleen verantwoording afleggen aan de ‘Hoogste Leider’ – Ali Khamenei, nog maar de tweede ‘Hoogste Leider’ sinds ayatollah Ruhollah Khomeini in 1980 alle macht naar zich toetrok – en controleert ook grote sectoren van de economie, buiten elke parlementaire controle om.
Jeugdwerkloosheid
‘Liefdadigheidsorganisaties’ in handen van moskeeën zijn eveneens economisch actief, van frisdrankfabrieken tot het uitbaten van toeristische hotels aan de Perzische Golf, en krijgen van het islamitische regime tal van belastingvoordelen. Intussen wordt de jeugdwerkloosheid geschat op zo’n 29 procent, terwijl de helft van de bevolking jonger dan dertig is – een gevolg van een babyboom waartoe het regime opriep in de jaren tachtig en negentig.
Daarmee vertoont het Iraanse regime, ondanks zijn toegenomen invloed in het MiddenOosten, alle gebreken van de klassieke dictaturen in de regio. Anders dan in ‘seculiere dictaturen’ moeten jonge Iraniërs bovendien leven met tal van opgelegde regels, van kledingvoorschriften tot de hoofddoek en de scheiding van seksen in het openbaar vervoer, en het toezicht daarop door de ‘religieuze politie’.
Het internationale nucleaire akkoord van 2015, waarbij Iran beloofde alleen nucleaire technologie te ontwikkelen zonder daarmee kernwapens te bouwen, moest aan een deel van de economische verzuchtingen van de bevolking tegemoetkomen. In ruil zouden immers tal van sancties tegen Iran, ingesteld door de Verenigde Staten maar ook door Europa, worden ingetrokken.
In de praktijk zien de Iraniërs weinig van de daarmee beloofde economische vooruitgang. Twee keer verkozen ze Hassan Rouhani, een ‘gematigde hervormer’, tot president – een min of meer democratische oefening die het Iraanse regime toelaat, hoewel de grootste macht blijft liggen bij de ‘Hoogste Leider’. Maar ook president Rouhani kon het tij van de onvrede niet keren.
‘De regering zal geen tolerantie tonen voor diegenen die publiek bezit beschadigen, de publieke orde schenden en onrust in de samenleving creëren’, zei Rouhani zondag in zijn eerste reactie op de Iraanse staatstelevisie. Hij gaf wel toe dat ‘mensen volgens de grondwet mogen kritiek geven en zelfs protesteren’, maar dan wel ‘op een manier die uiteindelijk een betere situatie creëert in het land, voor het volk’.
Ahmadinejad
Hoe terughoudend het regime omgaat met de nieuwe betogingen, wordt afwachten. Tegen de ‘Groene Beweging’ van 2009, toen Iraniërs op straat kwamen tegen de volgens hen frauduleuze herverkiezing van de toenmalige president Mahmoud Ahmadinejad, werd uiteindelijk opgetreden met bruut geweld. De dodentol van 2009 is nooit precies bekendgeraakt, maar wordt geschat op tientallen. De toenmalige oppositieleiders leven nog altijd onder huisarrest.
De vrees is nu groot dat de repressie een stuk groter kan zijn, als het regime zich bedreigd zou voelen in zijn overleven. Tenslotte steunde Teheran in Syrië president Bashar alAssad, toen die elke poging tot vreedzame demonstraties in 2011 met massaal bloedvergieten beantwoordde. Mee dankzij het Iraanse regime is Assad nog altijd aan de macht.
Het Iraanse regime vertoont alle gebreken van de klassieke dictaturen in de regio