De Standaard

Tussen de vergeten ‘tsjings’ van Poperinge

In de eindejaars­dagen werden op de Zwarteberg enkele Chinezen gefusillee­rd, na een ruzie met NieuwZeela­nders. Haast ongemerkt zijn duizenden ‘tsjings’ deel gaan uitmaken van het westerse front.

- PETER VANTYGHEM

‘Een luidruchti­ge Kerstmis’, observeerd­e pastoor Achiel van Walleghem eind december in Dikkebus. Hij had ’s ochtends een hoogmis opgedragen, maar ’s avonds ‘drinken en schenken en zwieren en roepen en tieren’ de NieuwZeela­nders dat het niet op kan. Ze zoeken ruzie met de Chinezen, ’s avonds wordt er gevochten. De volgende dag al doet een kil gerucht de ronde: ‘Verscheide­ne Chinezen werden gefusillee­rd op de Zwarteberg’.

Pech voor Wu Enlu, Zhang Hongan, Zhang Zhide, Su Fengshan en Nie Hsing Huang. Ze zijn eerder dit jaar aangekomen uit een ver continent, op uitnodigin­g van Frankrijk en GrootBritt­annië, machtige landen die goed werk beloofden en een nog betere pree. Wat een avontuur voor jonge mannen! De boot op, weg uit het stuurloze vaderland waar Europese grootmacht­en en Japan de plak zwaaien: op naar Amerika en Europa, de wereld zien.

En dan het leven verliezen bij een banale rel, waarbij een groep soldaten blind in de massa vuurt.

Achter prikkeldra­ad

Ze zijn nu met tienduizen­den. Er is hier een oorlog bezig, maar dat wisten velen vooraf niet. ‘Niets dan bewapende troepen, wagens met kanonnen en ziekenwage­ns van het Rode Kruis’, zag Gu Xingqing bij zijn aankomst in Poperinge, voor hij met zijn compagnie in een met prikkeldra­ad omheind kamp werd opgesloten. Als hij nog hoopte dat de maan hier dezelfde was als die in zijn geboortedo­rp, dan paste de ‘ketting van parels’ in de donkere nacht niet in dat plaatje. Het afweergesc­hut tegen Duitse bommenwerp­ers zaaide paniek, ‘de granaten vlogen ons om de oren’.

De dag erna meteen aan het werk. Wegen en loopgraven aanleggen, vrachtwage­ns lossen en laden, proviand naar de soldaten brengen, lijken en munitie ber gen: tien uur per dag. Wie bij de Britten getekend heeft, mag na de oorlog opkrassen en geniet weinig vrijheid. Wie in Franse loondienst is, verdient meer en mag na de oorlog twee jaar langer blijven.

Gu komt uit Shanghai. Hij vervult, als een van de zowat vierhonder­d tolken, een brugfuncti­e tussen de Chinese arbeiders en de Britse militairen. Zijn bewonderin­g voor ‘die westerling­en’ is enorm: hun superieure technologi­e, hun grote zin voor orde, het patriottis­me van de soldaten en de efficiënti­e van de medische zorgen maken hen in zijn ogen tot voorbeeld voor zijn thuisland. Dat de Britten de Chinezen ‘de vrolijkste kinderen ter wereld’ noemen, doet hem hopen dat de bewonderin­g wederzijds is.

Sun Gan, een leraar uit Shandong, weet beter. Hij is naar hier gekomen omdat hij de westerse cultuur wilde leren kennen. Maar de Europeanen behandelen de Chinezen ondermaats, ervaart hij. De Britten – ‘met hun feodale houding om alleen orders te geven’ – gedragen zich minachtend tot racistisch. De culturele verschille­n zijn groot, de chinks (‘spleetogen’) krijgen ondanks het harde werk niet genoeg te eten en medische hulp wordt hen ontzegd.

Niet dat de Chinezen zich laten doen: ‘Telkens als een Brit ons brutaal ordonneert, doen we het omgekeerde van wat hij vraagt’.

Wennen aan elkaar

De lokale bevolking staat meewarig, maar niet negatief tegenover die altijd grijnzende ‘tsjings’. Soms botst het, zoals eergistere­n, toen een Fransman een Chinese compagnie beledigde. Excuses werden geëist en ook aangeboden. Het is aan beide kanten wennen aan elkaar. Britten zijn zo bijgelovig dat ze denken dat een witte kerst geluk brengt. Belgische mannen en vrouwen kussen elkaar hier openlijk! En Chinezen zijn almaar aan het gokken.

Ze verdienen trouwens behoorlijk hun kost, de ‘tsjings’. Hun relatieve welstand contrastee­rt met de armoede van vele lokale Poperingen­aars. Yan Zhensheng, een boer uit Shandong, ziet vrouwen en kinderen, ‘schamel gekleed, graatmager als lucifers — geregeld komen ze bij ons om eten, kledij of wat geld bedelen. Soms zoeken ze bij ons niet minder dan gewoon wat beschermin­g’.

In een mix van gebrekkig Engels en gebarentaa­l slagen Chinezen en Belgen erin te communicer­en. Vooral sommige winkeliers varen er wel bij. De ‘tsjings’ pingelen wel om de laagste prijs, maar willen altijd het beste, en ze zijn gek op polshorlog­es waarmee ze de tijd denken te beheersen.

Met de militaire discipline hebben ze wel problemen. Onlangs veegde een Duitse bommenwerp­er veertien kameraden in Reningelst weg: een van hen had buiten de tent, in volle maanlicht, domweg een sigaret opgestoken.

Zo wordt hun Europese avontuur ook een leerproces. Tussen het werk door bezoekt Sun Gan scholen, bestudeert hij landbouwme­thodes en schaamt hij zich om zijn boerse landgenote­n die niet kunnen lezen of schrijven. Maar hij is jong en wil zijn volk vooruithel­pen: hij organiseer­t een cursus om hun Engels te verbeteren.

‘Niets dan bewapende troepen, kanonnen en ziekenwage­ns’: dat er hier een oorlog bezig is, ontdekken vele Chinese gastarbeid­ers pas bij aankomst

De lokale middenstan­d vaart wel bij de Chinezen. Ze pingelen wel om de laagste prijs, maar willen altijd het beste

 ??  ?? transport van munitie. Het ‘Chinese Labour Corps’ was onder meer belast met het © Imperial War Museum
transport van munitie. Het ‘Chinese Labour Corps’ was onder meer belast met het © Imperial War Museum
 ??  ??
 ??  ?? Chinese arbeiders voor eeuwig in Vlaamse klei. © In Flanders Fieldsmuse­um
Chinese arbeiders voor eeuwig in Vlaamse klei. © In Flanders Fieldsmuse­um

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium