Arm België heeft honger
Met 13.864 extra monden om te voeden, tekenden de Voedselbanken vorig jaar de grootste stijging op sinds hun oprichting.
In 2017 klopte een recordaantal van 157.151 mensen aan voor een gratis voedselpakket
BRUSSEL I De Belgische Voedselbanken bestaan dertig jaar, maar het is een verjaardag in mineur: het ziet ernaar uit dat ze niet snel overbodig zullen worden. Vorig jaar klopte namelijk een recordaantal van 157.151 mensen aan voor een gratis voedselpakket.
Waar er het voorbije decennium jaarlijks een paar duizenden extra een beroep deden op de Voedselbanken, waren dat er ten opzichte van 2016 plots bijna 14.000 meer. Onder hen werd 16.488 ton levensmiddelen ver deeld of 32 miljoen maaltijden, zo staat op de site van de Voedselbanken te lezen. Ook die hoeveelheid is een record.
De grote stijging aan hulpbehoevenden loopt min of meer gelijk met die van de erkende leefloners bij het OCMW. Ook zij kenden de laatste jaren een serieuze toename. Vaak worden mensen via het OCMW en schuldbemiddeling richting Voedselbanken verwezen.
Giften
De mensen die een beroep doen op de Voedselbanken, zijn divers: personen met een klein pensioen, nieuwe werklozen en alleenstaande ouders. Ook meer en meer jongeren moeten het redden met beperkte middelen, vaak omdat ze weinig ervaring hebben en moeilijk aan werk geraken.
Het voedsel wordt niet alleen verzameld via giften van gezinnen, de Voedselbanken kunnen ook een beroep doen op het Euro pees fonds voor hulp aan minstbedeelden (FEAD). En veel winkeliers, supermarkten, bedrijven en andere organisaties in ons land doen aan hongerbestrijding. Onder hen de supermarktketen Colruyt.
‘Vorig jaar hebben we bijna tweeduizend ton voedsel geschonken aan de Voedselbanken’, zegt Vic De Meester, milieucoördinator bij Colruyt. ‘Vier jaar geleden was dat nog 250 ton. Ook het aantal winkels dat schenkt, stijgt elk jaar: vorig jaar waren het er 44, dit jaar zullen het er al zestig zijn.’
Een paar bruine plekjes
Hoe meer vestigingen schenken, hoe meer levensmiddelen bedeeld kunnen worden. Dat al die tonnen voedsel vlot hun weg naar hulpbehoevenden vinden, wijst op een duidelijke nood. ‘We stemmen de schenkingen altijd af op de vraag’, zegt De Meester. ‘Als een regionale Voedselbank aangeeft dat ze met een overschot zit, dan minderen we. Maar tot dusver hebben we die vraag nog maar in één Colruytvestiging gekregen. Daaruit leiden we af dat de hulp meer dan welkom is.’
Welk voedsel dan zoal geschonken wordt? Vic De Meester: ‘Vaak zijn het verse producten die wel nog eetbaar, maar niet verkoopbaar zijn. Denk aan een bloemkool met enkele bruine plekjes: de consument laat die liever links liggen, ook al is ze vers en perfect eetbaar. We schenken de bloemkool liever weg dan ze te vernietigen.’
EDEGEM I In het parochiecentrum De Schrans wordt het voedsel eerlijk verdeeld. Daar staan de tien vrijwilligers van Gastvrij Edegem voor in. Een van hen is Helena Schyvens (83) – als ze vraagt haar leeftijd te raden, zit je er gegarandeerd tien jaar onder – die al zeker twintig jaar bij de Voedselbank helpt.
De tijd vliegt, het voedsel schuift, maar de mensen blijven komen. Almaar meer. ‘Elke week zie ik een nieuw gezicht,’ zegt Helena, ‘en in mijn boekhouding krijgen ze allemaal een naam.’ Het nieuwe gezicht van de week staat buiten te wachten tot het zijn beurt is. Een twintiger met donker haar en afgewend gezicht, want het is de eerste keer dat hij om een voedselpakket komt.
‘Ik vind het schaamtelijk dat ik niet gewoon naar de winkel kan’, vertelt hij. ‘Ik ben met de bus naar hier gekomen en de hele tijd hoop je geen bekenden tegen te komen.’ Hij heeft een boodschappentrolley bij voor de pastinaak, het zakje wokgroenten, het witloof en de witte pensen die hij straks onder meer zal krijgen. Er is ook paté van reebok of haas en de vrijwilligers zullen hem vragen welke van de twee hij het liefst eet. Ze zullen hem niet vragen hoe het komt dat hij voor hun deur staat. ‘Zoals het ook anderen overkomt, zeker?’, zegt hij. ‘De rekeningen stapelen zich op, je verliest het overzicht, er komt schuldbemiddeling aan te pas, het OCMW en op een dag sta je voor de deur van de Voedselbank. Ik ben er niet trots op.’
Kofferbak met kuiltje
Helena Schyvens was een leven lang verpleegster. Nu hangt ze als alziend oog boven het onverwarmde lokaal, zodat er niet te weinig wordt gegeven en niet te veel wordt genomen. ‘Neen, Amir, niet meer dan twee conserven.’ Haar rechterhand is André Helderweirt (65), oudleerkracht en logistiek onvermoeibaar. ‘Onlangs kregen we 5.000 liter melk. Dat waren veel, veel ritten’, herinnert hij zich. De kofferbak van zijn stationwagen oogt ondertussen als de matras van een oud koppel: in het midden hebben de kilo’s bloem en liters melk een lichte kuil achtergelaten.
Een koppel dat elke nacht naar elkaar toerolt, zijn Jef en Mieke (*). Ze wachten allebei rustig met een grote boodschappentas in de hand. Na drie jaar weten ze tenslotte hoe het moet. ‘We kennen elkaar van ons elfde, maar zijn elkaar uit het oog verloren’, vertelt hij. ‘Tot ik vijftig jaar later op een avond haar stem herkende op café. We zijn nu al een paar jaar samen.’ Samen flirten ze met de zeventig. ‘Hij is mijn derde man’, vertelt zij. ‘De vorige twee zijn gestorven en ik heb als alleenstaande moeder vier kinderen opgevoed. Het eten is nog altijd welkom.’ Ze schamen zich niet dat ze hier komen, zeggen ze. Maar namen geven … neen, noteer toch maar niet. Allez, een schuilnaam dan (*). ‘Helden hoeven geen …’, begint hij. ‘Hoe zeggen ze dat? Helden hoeven geen … Soit.’ Geen naam.
Aleppo
Het voedsel verzamelen is voor de vrijwilligers een tijdrovende bezigheid. ‘Om zes uur ’s ochtends naar twee bakkers’, somt André Helderweirt op. ‘Dan naar de veiling om groenten en fruit, en zo zijn er nog verschillende posten.’ Hij keurt de vleeswaren: préparé van de chef, patrijspaté, haringhapjes in dillesaus. ‘Jamaja, ’t is hier goed te doen, ze.’ Daar raakt hij een teer punt waarop de anderen hem bijvallen. Dat de kieskeurigheid hen soms tegen de borst stoot. ‘Dit wel, dat niet, dat ook niet ...’, zegt Lisette, die achter de groentenbakken staat. ‘We houden echt wel rekening met wensen, maar het is soms moeilijk te begrijpen waarom je tomatensoep of bananen niet uitgedeeld krijgt.’
Vorig jaar hielp Gastvrij Edegem 1.100 mensen en de tien blijven het onverminderd doen. ‘Begrijp ons niet verkeerd,’ zegt Lisette De Wilde (75), ‘de mensen komen hier omdat ze hulp nodig hebben. En wij zijn er om te helpen.’ André knikt en sluit het onderwerp af: ‘Ik zeg altijd: de mensen in Aleppo, die eten alles op. Want ze hebben honger.’ Hij gaat de auto alvast uitladen, voordat het kuiltje barst en de koffer het begeeft.
‘Ik ben met de bus naar hier gekomen en de hele tijd hoop je geen bekenden tegen te komen’ ANONIEM