MEEDOGENLOOS
Een paar uurtjes zon, meer hebben de twee bijenkasten niet nodig. Aarzelend en stram verlaten de bijtjes hun wintertros en vliegen ze uit. Ik volg er eentje en zie een spektakel dat even onfris als spectaculair is. Het beestje duwt de uitwerpselen naar buiten die zich maanden in haar lijfje hebben opgehoopt. Ik voel de opluchting in haar plaats.
Even denk ik weer over de fantastische organisatie in de bijenkast. De koningin die nu weer eitjes begint te leggen. De werksters die dadelijk bloemen zoeken. Eén bijtje vindt een vroege narcis, een ander zoekt vruchteloos stuifmeel op mijn broek. De winter deed wat basiskennis verloren gaan.
Wat een geweldige diersoort is dit toch. Ik verlies me weer in gedachten over vreedzame organisatie, zelfopoffering en duidelijke taakverdeling. Als de mensheid wat meer zoals de bij was, hadden we een betere wereld.
Ik word wakker uit mijn gedroom doordat de ene na de andere tegen me aanvliegt. Hmm, ik sta in een vliegroute, hier tussen de twee kasten in. Ik bekijk het invlieggat van de kast met het kleinste volkje. Daar worden heroïsche gevechten geleverd. Met tegenzin begrijp ik wat er gaande is. Het grootste volk probeert de honing van het kleinste volk te roven. Eén vonkje van de zon, en de oorlog is al begonnen. Meedogenloze diersoort, de bij. In geen geval te gebruiken voorbeeld.