Antwerpen, met de A van Apartheid?
Er zijn in Antwerpen meer interculturele contacten dan de burgemeester denkt. We moeten anders leren kijken naar wat in de steden gebeurt, schrijft STIJN OOSTERLYNCK.
Volgens Antwerps burgemeester Bart De Wever (NVA) neemt ‘de feitelijke apartheid’ in zijn stad ‘hand over hand toe’. ‘Bepaalde groepen van mensen leven op dit moment naast elkaar’, zei hij op Radio 2. ‘Dat fenomeen zie je ook bij cultuurparticipatie of de deelname aan het publieke leven. Bepaalde evenementen zijn bijna honderd procent blank.’ Zijn uitspraken lokten ogenblikkelijk reactie uit bij de Antwerpse oppositie. Volgens Jinnih Beels, die straks als onafhankelijke op de SP.Alijst staat, heeft het beleid van De Wever de situatie in de hand gewerkt:
‘Walk your talk. Eerst een inclusief beleid voeren en dan kun je participatie verwachten’. Ook Antwerps Groenkopstuk Wouter Van Besien benadrukt dat de NVA al negen jaar lang zelf bevoegd is voor integratie. Schepen van Inburgering Fons Duchateau (NVA) wijst op het belang van het responsabiliseren van nieuwkomers, ‘terwijl Groen maar één antwoord kent: meer van hetzelfde dat decennialang bewezen heeft dat het niet werkt’.
Wij vroegen de mening van drie Antwerpenaars op het terrein.
Wie? Is stadsocioloog aan UAntwerpen en coauteur van ‘Solidariteit in superdiversiteit. Handvatten voor concrete actie’ (Acco, 2017).
Wat? Een gedeeld doel of een gedeelde strijd verenigt mensen over culturele grenzen heen.
Volgens de Antwerpse burgemeester Bart De Wever (NVA) neemt de ‘feitelijke apartheid’ in onze steden hand over hand toe. Hij verwijst daarvoor naar de participatie van burgers met een migratieachtergrond in culturele evenementen en het publieke leven in de stad. Dat verschillende sociale groepen in onze steden eerder naast dan met elkaar leven, is een feit. Dat blijkt uit eigen onderzoek in AntwerpenNoord (Divercitiesproject) en uit internationaal onderzoek. Die segregatie geldt niet alleen voor burgers met of zonder migratieachtergrond, maar evengoed voor burgers met verschillende scholings en inkomensniveaus (en wellicht verklaart het laatste een aanzienlijk deel van het eerste).
Hoe kunnen we dit probleem aanpakken? Het inburgeringsbeleid is al sinds 2007 van kracht, dus daar kunnen we niet alles van verwachten. Dat de verlichtingswaarden voldoende zijn als kompas, zoals De Wever voorstelt, is ook betwijfelbaar. Zo zal de ene burger die de waarde ‘vrijheid’ verdedigt een scherp antidiscriminatiebeleid met bijvoorbeeld praktijktesten eisen. De andere, die dezelfde waarde verdedigt, zal dat verwerpen, omdat het de vrijheid van werkgevers of huiseigenaars zou inperken.
Ideaalbeeld is een illusie
De oplossing is anders leren kijken naar wat er in de steden gebeurt. Het debat over de multiculturele samenleving wordt gedomineerd door normatieve perspectieven. Die vertrekken vanuit een ideaalbeeld van de samenleving, bijvoorbeeld van een harmonieuze Vlaamse gemeenschap, waar burgers een stevig kader van waarden en normen met elkaar delen. Dat is een illusie in een sterk geïndividualiseerde samenleving als de onze, al was het maar omdat een liberale democratie grenzen stelt aan de mate waarin je cultuur aan iemand kunt opdringen. Het kan ook gaan over een gemeenschap van redelijke mensen die via dialoog en debat tot goede afspraken komen over hoe ze samen kunnen leven. Denk aan de pleidooien van Patrick Loobuyck voor ‘gezond verstand’.
Het probleem met het diversiteitsbeleid is dat het te veel focust op gedeelde waarden en normen
Op zich is er niets mis mee om die ideaalbeelden na te streven, maar wanneer ze te dominant zijn, verliezen we zicht op een deel van de realiteit van stedelijk samenleven. Een grootschalig onderzoek naar die stedelijke realiteit toont hoe complex sa menleven in diversiteit is. Die complexiteit laat zich niet vatten in eenvoudige recepten zoals een gedeeld waarden en normenkader of een redelijk gesprek over de omgang met diversiteit. In de realiteit knutselen mensen sociale samenhang bij elkaar door verschillende bronnen van solidariteit aan te spreken.
Hoofddoekendebat? Geen tijd voor
Wij onderzochten bedrijven waar een superdiverse werkvloer goed functioneert, omdat werknemers hetzelfde doel nastreven. Ze moeten samen de postorders buiten krijgen tegen het einde van de dag, of de band doen draaien in een auto
fabriek. Geen tijd voor een hoofddoekendebat. Efficiëntie gaat er voor op culturele verschillen. Een gedeeld doel is meestal niet voldoende. Vaak wordt die superdiverse werkcultuur ondersteund door een strikt antidiscriminatiebeleid of vakbondsafgevaardigden en hrmedewerkers die dicht bij de werkvloer staan en bemiddelen bij spanningen. Ook bij veel superdiverse projecten in de maatschappij, zoals het vluchtelingenkamp in het Maximiliaanpark in 2015, zie je vanuit een gedeelde doelstelling spontaan een arbeidsverdeling ontstaan, die samenhang brengt in een diverse groep.
Ook een gedeelde strijd voeren kan verenigen over culturele grenzen heen. Dat observeerden we bijvoorbeeld bij divers samengestelde groepen die collectief werken aan een oplossing voor hun woningnood, zoals het Leeggoedproject in Brussel. In die strijd ontstaan vaak krachtige en gedeelde waarden en normen die de groep samenhouden (en helaas ook vaak anderen beletten om aan te sluiten). Ze werken goed omdat ze niet van bovenaf opgelegd worden, maar tot stand komen in een proces waaraan iedereen een bijdrage kan leveren. Iedereen herkent zich in het doel ervan.
Het probleem met het huidige diversiteitsbeleid is dat het te veel focust op gedeelde waarden en normen als basis om samen te leven. Waarden en normen zijn belangrijk, maar op zichzelf zijn ze te beperkt om samenleven in diversiteit vorm te geven. De steden tonen ons de weg. Burgers bricoleren er samenhang bij elkaar met alle middelen die ze kunnen vinden. De uitdaging is die realiteit te zien en ervoor open te staan. Terwijl de burgemeester met de handen in het haar zit, zetten zoveel burgers al een stap in de goede richting.