Thermostaat van ijsberen staat hoog
De stofwisseling van ijsberen draait op hogere toeren dan we dachten. En dat is slecht nieuws. Voor de ijsberen, en voor de zeehonden.
De stof wisselingssnelheid van ijsberen is nie t enk el groter dan we dachten, ze is ook groter dan die van andere landdieren van hetzelfde formaat – me teen de reden waarom de biologen haar tot nu toe onderschatten. Het onderzoek, gepubliceerd in Science, maakt ook duidelijk hoe sterk de ijsberen voor hun energie af hankelijk zi jn van – ve tte – zeehonden.
De i jsberen staan er door de klimaatopwarming allesbehalve goed voor, en dat was voor een hele reeks onderzoeksgroepen een aanleiding om hun onderzoek op elkaar af te stemmen, in de hoop de dieren te begri jpen, en misschien te kunnen helpen, eer he t licht uitgaat. Ze ontdekten alvast dat de energiekost van het zoeken naar prooien veel hoger is dan ze altijd hadden gedacht. Daardoor kennen de dieren grote schommelingen in hun lichaamsge wicht: het is óf honger , óf feest.
Nu he t i js steeds meer versnipperd raakt, kunnen ze minder makkelijk zeehonden vangen: op de loer liggen bij een gat in het ijs heeft weinig zin als de i jsschots honderd meter verder ophoudt en de zeehonden daar adem kunnen komen halen. V oor die kleinere vangst moe ten de i jsberen ook nog eens grotere afstanden afleggen. Dat wisten we al, maar he t probleem van hun hoog gestookte kachel komt daarbovenop.
De i jsbeerbevolking, nu nog zo’n 23.000, zal de k omende drie decennia met dertig procent omlaag gaan, schatten de vorsers. Dat is erger dan he t klinkt, omdat de
sterfte onder jonge dieren hoger is dan onder volwassen beren. De populatie krimpt én verouder t dus. En de lichameli jke conditie van wie overleef t, gaat ook nog eens achteruit, zo stelden Anthony P agano en zi jn collega’ s de jongste tien jaar vast. I n die tien jaar zagen ze he t berenbestand in de BeaufortZee met bijna veertig procent achteruitgaan.
Halsband
In hun jongste onderzoek voorzagen de speurders negen berinnen zonder jongen van een halsband me t gps en videocamera. Daarmee k onden ze zo ’n anderhalve week hun ac tiviteiten volgen op het ijs in de BeaufortZee. Tegelijk met de halsband kregen de dieren een injec tie met water met onge wone isotopen van waterstof en zuurstof. Uit een bloeden urinestaal bi j he t omdoen en bij he t weer ver wijderen van de halsband, k onden de onderzoe
kers dan berekenen hoeveel water en CO2 de berin in de tussenti jd had geproduceerd. M et andere woorden: hoe hard haar stof wisseling had gedraaid.
Vijf van de negen dieren vermagerden en eentje verloor zelfs spierweefsel, wat betekent dat ze onvoldoende eten te pakk en kregen, en dat ne t in de periode dat ze hun vetreserve moesten opbouwen. Hun stofwisseling draaide de helft hoger dan voordien gedacht.
De biologen hebben altijd aangenomen dat de dieren in ti jden van honger hun basisstof wisseling op een lager pitje konden zetten (bi jvoorbeeld door lichaamstemperatuur, bloedcirc ulatie en ademhaling te verlagen), maar dat blijkt in de praktijk niet zo te zijn.
Hun hoge brandstofnood be tekent ook dat ze bij een overstap naar het vasteland te weinig energierijke prooi zullen vinden, in tegenstelling tot wat veel biologen tot nu dachten.
De energiekost van het zoeken naar prooien veel hoger is dan altijd gedacht. Daardoor kennen de dieren grote schommelingen in hun gewicht