Laat de curieuzeneuzen toch hun gang gaan
De manier waarop universiteiten gefinancierd worden, beknot risicovol onderzoek, schrijven NIEL HENS en LIEVE VAN HOOF. Een synoniem daarvoor is niet toevallig ‘fundamenteel onderzoek’.
Wetenschappers zijn het zelden volkomen met elkaar eens. De dingen permanent in vraag stellen is nu eenmaal onze job. Maar dat het goed fout zit met de manier waarop onderzoek in Vlaanderen gefinancierd wordt, is een overtuiging die we blijkbaar wel delen. Academici van verschillende universiteiten haalden de afgelopen dagen het systeem door de mangel. De publicatiedruk in de universiteiten weegt op onze onderzoekers, schreeuwden Jan Dumolyn en collega’s uit (DS 1 februari). Het is een ratrace die ook niets oplevert, vulde Wouter Duyck aan: tijd en geld gaan verloren aan zinloze projectaanvragen en het onderzoek wordt er niet beter van (DS 2 februari). In De afspraak berekende Jan Tytgat dat zijn eigen universiteit alleen al daardoor jaarlijks zo’n 8 miljoen euro aan salarissen verspilt.
Het middel is het doel geworden. Dat het anders moet, onderschrijven hierbij ook zeventig wetenschappers van alle Vlaamse universiteiten. We voegen er een cruciaal nieuw element aan toe: de genadeloze strijd om financiering ontmoedigt risicovol onderzoek over de grenzen van verschillende wetenschapsdisciplines en universiteiten heen, terwijl het net dat onderzoek is dat op termijn de grootste vruchten afwerpt.
Over het muurtje kijken
De maatschappelijke uitdagingen van de toekomst kunnen niet worden opgelost binnen de grenzen van een enkele wetenschapsdiscipline. Denk aan klimaatonderzoek: geologen, archeologen, marien biologen, sociologen en natuurwetenschappers kunnen er niet zonder elkaar. Ook de wereldberoemde deeltjesversnellers van het Cern in Genève zouden niet bestaan als onderzoekers uit verschillende disciplines de handen niet in elkaar hadden geslagen. Sommige wetenschappers hebben het zelfs niet meer over inter-, maar anti-disciplinariteit: zij weigeren zich te laten beperken door de muren van één discipline. Wereldwijd herstructureren universiteiten in functie daar- van, zowel qua onderzoek als qua onderwijs.
Maar in Vlaanderen ontbreken sterke initiatieven daartoe. Dat begint al op het niveau van de opleidingen, die zelden interdisciplinair zijn. Wie nadien een interdisciplinaire onderzoekslijn wil opstarten, moet daardoor een inhaalbeweging maken. Als die stap eenmaal is genomen, is het voor zo’n onderzoeker veel moeilijker om in toptijdschriften te publiceren dan voor anderen, omdat de tijdschriften dateren uit een tijd toen er van interdisciplinair onderzoek nog geen sprake was. Dat probleem treft wetenschappers wereldwijd, maar omdat de Vlaamse onderzoeksfinanciering zo sterk gebaseerd is op publicaties in toptijdschriften, is het effect bij ons des te sterker. Wie het lef heeft om over de muur van het eigen onderzoeksveld te kijken, wordt benadeeld.
Bovendien gaat een steeds groter aandeel van het onderzoeksbudget naar onderzoek waarbij niet wetenschappers, maar beleidsmakers en de niet-academische wereld de agenda bepalen. Dit brengt de ruimte voor fundamenteel onderzoek in het gedrang, terwijl curiosity-driven research net de basis vormt voor vernieuwing en innovatie.
Risk management
Kunnen universiteiten niet zelf buffers inbouwen om hun onderzoekers ruimte en vrijheid te geven? Dat doen ze, maar het is een strijd die ze niet kunnen winnen. Omdat het totaal te verdelen onderzoeksbudget voor Vlaanderen vastligt, betekent winst voor de ene universiteit sowieso verlies voor de andere. Die zero-sum game leidt tot een ratrace waarin niet alleen onderzoekers maar ook universiteiten het tegen elkaar moeten opnemen. Daardoor moeten de universiteiten, alle retoriek ten spijt, aan risk management doen: ze zetten in op onderzoek dat met zekerheid publicaties en doctoraten oplevert, het liefst op korte termijn.
Deeltjesversnellers van het Cern in Genève zouden niet bestaan als onderzoekers uit verschillende disciplines de handen niet in elkaar hadden geslagen
Ook wij vragen de Vlaamse regering om de financieringsmodellen te herzien. Er is niets mis met gezonde concurrentie tussen onderzoekers, disciplines of instellingen, maar in haar doorgedreven vorm van vandaag is zij contraproductief. Er is dringend een nieuw evenwicht nodig tussen competitie en complementariteit. Die hoeven elkaar immers niet uit te sluiten. We hebben in Vlaanderen universiteiten die uitblinken in onderwijs en onderzoek, maar ook in sociale en economische impact. Elke instelling moet haar eigen accenten kunnen leggen. Op die manier is en blijft er ruimte voor de vijf universiteiten in Vlaanderen om samen onze regio het beste te bieden op het vlak van onderzoek, onderwijs én maatschappelijke impact.
Dit stuk wordt ondertekend door 70 leden van de Jonge Academie, van wie 22 van de KU Leuven, 10 van UAntwerpen, 18 van UGent, 4 van UHasselt, 10 van de VUB (onder wie Jorgen D’Hondt), 1 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en 5 kunstenaars