Leven voor twee
Zelf ben ik transplantatiepatiënt. Zeven jaar geleden stond ik drie maanden op de wachtlijst. Daarna schonk een naamloos iemand ergens in de wereld mij, na zijn overlijden, het orgaan waarop ik hoopte.
En godzijdank, ik maak het goed en hoop dat ik nog enkele jaren mag krijgen. Ik denk met veel mededogen aan al die lotgenoten die op zo’n ingreep wachten, wetende dat het wachten voor velen tevergeefs zal zijn. Als de lezer deze woorden zou interpreteren als een hartstochtelijk pleidooi om zich expliciet te melden als donor, dan heeft hij volkomen gelijk. Ik weet dat de wachtlijst wordt samengesteld op basis van objectieve medische en strenge ethische criteria, toch voel ik mij in zekere zin geprivilegieerd: ik wel, zij misschien niet. Op die manier doet het tekort aan organen mij pijn.
Het opiniestuk daarover van Herman De Dijn, die ik erg waardeer, heeft me geraakt (DS 7 februari). Hij verwoordt wat ook bij mij leeft. Een orgaan gedoneerd krijgen, is niet evident. Je krijgt oneindig veel meer dan een prothese of een manipuleerbaar ding. Het blijft verbonden met wat ooit deel heeft uitgemaakt van een onaantastbaar menselijk leven. Als ik daaraan terugdenk, vervult dat mij met enige huiver. Dat neemt uiteraard niet weg dat de geneeskunde zelf deze aangelegenheid ook technisch moet bekijken. Wat de chirurgie betreft, balanceert de geneeskunde steeds tussen sacraliteit van het lichaam en pure techniek.
Die sacraliteit mag niet veronachtzaamd worden. En in een cultuur waar de Verdinglichung om zich heen grijpt, is het goed dat denkers zoals De Dijn steeds weer op die nagel kloppen. De sacraliteit maakt deel uit van de eerbied voor de menselijke persoon. Maar niemand, tenzij hier of daar in een sekte, zal beweren dat die sacraliteit absoluut is. Als dat het geval was, dan was er zelfs geen chirurgie (bijvoorbeeld met een amputatie) aanvaardbaar.
Kan een samenleving zodanig worden georganiseerd dat iedereen principieel donor is, tenzij je je ingeschreven hebt in een negatief register, zoals nu in Nederland is beslist? Als ik aan al die lotgenoten op de wachtlijsten denk, beantwoord ik die vraag ondubbelzinnig positief. Zo’n regeling verplicht iedere burger om tijdens zijn leven na te denken en te kiezen. Daarin schuilt een dringende oproep tot een houding die zich, met de woorden van De Dijn zelf, vrijwillig inschakelt in de gave die het leven zelf is.
Een oproep die ik, in naam van al mijn soms hopeloos wachtende lotgenoten, alleen maar kan beamen.
Ik zal zelf nooit weten wie mijn donor was, maar ik blijf hem zeer dankbaar. Sinds de ingreep heb ik het gevoel dat ik voor twee leef. Ik ben verantwoording verschuldigd tegenover mijn donor en zijn nabestaanden. Wie ze ook zijn, zij mogen er zeker van zijn dat ik er alles aan doe opdat zij vrede zouden hebben met de donatie van hun familielid en er trots op zouden zijn.
EEN TRANSPLANTATIEPATIËNT (naam en adres bekend bij de redactie)