BOBBY’S LAATSTE REIS
Er zijn tijden geweest waarin de Verenigde Staten onder nog meer hoogspanning stonden dan vandaag. Neem 1968. Het jaar begon met het Tetoffensief, waardoor het aantal bodybags dat uit Vietnam terugkeerde tot recordhoogte klom. Op 4 april werd Martin Luther King vermoord, waarna bij rellen overal te lande tientallen doden en ruim tweeduizend gewonden vielen. En amper twee maanden later, op 6 juni, werd senator Robert F. Kennedy doodgeschoten, net als zijn broer John vijf jaar eerder.
RFK, of Bobby, zoals zijn fans hem noemden, was aardig op weg de Democratische presidentskandidaat te worden, met een boodschap van sociale rechtvaardigheid, rassengelijkheid en pacifisme. Vlak na de moord op King had hij, onvoorbereid, memorabel gespeecht. Dat de VS geen haat en verdeeldheid nodig hadden maar ‘love, and wisdom, and compassion toward one another, a feeling of justice toward those who still suffer within our country, whether they be white or whether they be black.’
Paul Fusco, fotograaf bij het tijdschrift Look en later lid van Magnum, moest van zijn hoofdredacteur RFK’s uitvaart coveren, op 8 juni. Die begon ’s ochtends met een kerkdienst in
New York en eindigde ’s avonds met de teraardebestelling op Arlington National Cemetery in Washington DC. Maar het zijn de beelden die Fusco tussenin maakte die nog altijd beroeren. De kist met Kennedy’s lichaam werd per trein van New York naar DC gebracht. Die vertrok ondergronds in Penn Station. Wie schetst Fusco’s verbazing als de trein uit de tunnel komt, in het stralende daglicht: honderden mensen langs het spoor die Bobby een laatste groet brengen. Fusco springt recht, schuift het treinraam open en begint te fotograferen. Hij zal de hele rit doorwerken; overal volk: jong, oud, zwart, blank, arm, rijk.
Schimmen
Fusco maakte een duizendtal beelden. Een deel brandt zich bij de eerste aanblik voorgoed op je netvlies. Door het meesterschap van de fotograaf, die vanaf de rijdende trein prachtig weet te focussen op bepaalde gezichten en gestes en tegelijk nooit uit het oog verliest dat het vooral de beweging, de vluchtigheid is die deze hele onderneming zo uniek maakt. Scherp en onscherp, momentane verstilling en eeuwige voortgang gaan hier letterlijk hand in hand.
Het materiaal hielp ook. Fusco ge bruikte de vandaag haast mythische Kodachromekleurenfilm. Die geeft sterke contrasten, diepe zwarten, en natuurlijke kleuren in al hun nuances. Op die prachtige junidag kon de diafilm al zijn troeven tonen.
Magisch zijn de beelden die Fusco ’s avonds maakte, bij sluitertijden van ruim een seconde. De toeschouwers worden schimmen, de vertrouwde wereld lijkt op te lossen. Robert Kennedy is ter bestemming.
Fusco’s reeks illustreert ook mooi de kracht van de weglating in de fotografie: de kist, Kennedy, datgene wat die mensenmassa op de been bracht, komt nooit in beeld.
Wat het volk zag
Aanvankelijk werd amper iets met Fusco’s foto’s gedaan. Look verscheen tweewekelijks, voornaamste concurrent Life elke week. Toen de eerstvolgende Look moest verschijnen, op 25 juni, had Life al tientallen pagina’s RFK gebracht.
Het was een jonge redacteur bij Magnum die de beelden weer voor het voetlicht bracht in 1998, dertig jaar na Kennedy’s dood. Er kwamen expo’s, een paar boeken. In 2008 kwam er nog een boek, met daarin ook nooit getoonde beelden. En nu, vijftig jaar na de feiten, dus weer eentje, The train. Hier zit de nieuwigheid in bijdrages van twee kunstenaars. De Nederlander Rein Jelle Terpstra merkte bij het bekijken van Fusco’s beelden dat sommige toeschouwers zelf ook aan het fotograferen of filmen waren. Wat zagen zij? Zijn project The
people’s view was niet realiseerbaar geweest zonder sociale media. Terpstra sloot zich bij zo’n vierhonderd Facebookgroepen aan. Dat leverde hem een tweehondertal foto’s en zes Super 8filmpjes op.
Terpstra is een boeiende kunstenaar, die meestal werkt rond de relatie tussen beeld en herinnering. Voor
After images (2002) vroeg hij kunstenaars en filosofen een verhaal te vertellen over een foto die ze niet hadden kunnen maken omdat ze geen camera bij zich hadden. Kunnen die verhalen krachtiger zijn dan de nietgemaakte foto?
Voor Retracing (2013) werkte hij met mensen die blind werden en vroeg hen een beeld te schetsen dat ze vereeuwigd wilden zien. Terpstra maakte het en beschreef het opdat ze het konden opslaan in hun geheugen.
The people’s view past mooi binnen dat oeuvre, toont een interessante omkering van de in deze dominante blik. Fusco maakte de modale Amerikaan tot een icoon, Terpstra verlegt de focus weer naar de trein met het dode icoon. Onder die toeschouwers helaas niemand met Fusco’s talent. Na de grand cru die hij serveert, smaken deze amateurshots een beetje flets. Wat Fusco’s werk wel weer in een nieuw daglicht zet. Hij zag pure ontroering, verdriet, respect, genegenheid; zij zagen die trein. Het is niet dat banale stalen gevaarte dat hen zo diep raakte, maar de onzichtbare tragiek die het vervoerde. Wat Fusco vastlegde, was ook de kracht van de verbeelding.
Zwevend standpunt
Het derde luik in dit boek is van de Franse filmmaker en performanceartiest Philippe Parreno, die de grenzen tussen fictie en documentaire bevraagt. We zien stills uit zijn film Ju
ne 8, 1968 (2009), een soort reenactment van de historische rit, gemaakt met een honderdtal figuranten, volledig in sixties sfeer. Sommige shots zijn duidelijk geïnspireerd op concrete foto’s van Fusco, andere scènes zijn volledig verzonnen. Parreno koos voor een zwevend standpunt, omdat hij de gebeurtenissen ‘door de ogen van de overledene’ wou zien.
June 8, 1968 is een wonderlijke kijk en luisterervaring, die in print natuurlijk niet helemaal uit de verf komt. Mooi is het wel, eindigen met beelden die Bobby Kennedy, zwevend tussen deze en gene zijde, gezien zou kunnen hebben. Onwillekeurig vraag je je af: wat en wie zou Donald Trump tijdens die rit zien?