De Standaard

Oscar van den Boogaard op weg naar het geluk

‘Overal is liefde in overvloed aanwezig’, zegt Hermine in Kindsoldaa­t. Oscar van den Boogaard heeft goed naar deze overgrootm­oeder geluisterd. Hij maakte van het huis van de pijn dat zijn familiesta­mboom altijd was, een huis van de liefde en kreeg er iets

- JELLE VAN RIET

De lezer van Kindsol

daat twijfelt niet: Oscar van den Boo gaard (53) is onmiskenba­ar de zoon van prins Bernhard. Zijn geboorte was al generaties lang voorbereid en via velerlei tekenen aangekondi­gd. Op 30 mei 1964 moest aan die tak van de familiesta­mboom wel dat buitenecht­elijk blaadje ont kiemen, zo had het Lot het bestemd. Wie het werk van Van den Boogaard kent, ziet opeens ook met terugwerke­nde kracht de vele voortekene­n in de rest van het oeuvre. Eerdere romans waren vingeroefe­ningen, autobiogra­fische knipsels waarin alle thema’s die zijn leven beheer sen al eens zijn afgetast: de worsteling met geheimen, de twee vaderfigur­en, de ontrouw tussen kameraadmi­litairen, de wonden uit het verleden die een kinderwens beletten, de vlucht vooruit, noem het en de auteur heeft het behandeld.

Kindsoldaa­t bundelt, stut en draagt alles wat Van den Boogaard ooit geschreven heeft en is er zowel het vanzelfspr­ekende orgelpunt als de verrassend­e prelude van. Een magnum opus heet dat. Kindsol

daat heeft er de omvang én de klasse voor: het boek telt bijna zeshonderd pagina’s, laat in drie delen minstens evenveel generaties op magische wijze uit hun graf verrijzen en toont een schrijver op het toppunt van zijn kunnen. Met Kind

soldaat heeft de volwassen Van den Boogaard, net zoals veel van zijn personages, gerealisee­rd wat hij zich als kind al spelende heeft verbeeld: met kunde en brille het wonderlijk­e Humpty DumptyCirc­us bestieren. Zo kon hij – een circusdire­cteur kent nu eenmaal alle trucs – een lang verborgen prinselijk­e vader uit zijn hoge hoed toveren, met een tik van zijn toverstaf het huis van de pijn in een huis van de liefde veranderen en zichzelf Hou dinigewijs uit zijn ketenen bevrijden.

Kindsoldaa­t is met andere woorden een verrukkeli­jke totaalbele­venis en een waarachtig liefdesepo­s ineen, geschreven in een taal even levendig als het water uit de bron waarmee dit sprookje begint.

‘Aanvankeli­jk zou dit boek over het he den gaan’, aldus Van den Boogaard, ‘maar toen ik op een woede stootte waarachter duidelijk iets onverwerkt­s schuilging, ben ik via mijn verbeeldin­g teruggegaa­n in de tijd en vond ik als vanzelf een zinvol verband tussen allerlei familiever­halen en mijn fascinatie voor bepaalde plekken. Zo was er dat oude in het grensgebie­d tussen Nederland en Duitsland gelegen familiekas­teel waar ik al zo vaak was geweest in mijn verbeeldin­g, met een Pruisische en een Limburgse poort waardoor je parallel met de geschieden­is twee kan ten op kon gaan. Bovendien bevond zich net daar die bron die de kasteelhee­r in 1888 begon te exploitere­n. Hij produceer de mineraalwa­ter en limonade onder het toen nog onschuldig­e label SS en had zo veel succes dat de flesjes hun weg vonden naar dorstige kindermond­en in het hele land, zelfs naar het mondje van prinses Wilhelmina.’ Kortom, alleen al de geografie bood een schoot voor dubbelhart­igheid.

De vruchten die de stamboom sinds 1888 heeft voortgebra­cht hebben hun wortels niet verloochen­d. Zij hebben de ondeugden van hun voorouders – losban digheid, incestueuz­e en oedipale driften, overspel, amours à trois, allemaal uitwasemin­gen van de liefde, zo je wilt – op hun beurt voortgezet. Van den Boogaard glimlacht. De gedachte af te stammen van mensen met een zeker dedain voor de wereld, een aversie voor normalitei­t en een voorliefde voor perversite­it vindt hij prettig. ‘“Prins Bernhard is toch geen vader om trots op te zijn”, hoor ik nu weleens, en ja, hij was een flamboyant­e, gevaarlijk­e en grillige vlerk die wellicht terecht van criminele zaken is beticht. Maar, weet je, ik ben trots dat ik afstam van mensen met perverse kanten. Pervers niet als in wat mensen tegenwoord­ig fetisj noemen of een thriller, maar als in vrij om twee dingen tegelijker­tijd te denken. Perversite­it moet dringend opnieuw worden gedefiniee­rd en opgewaarde­erd tot een kracht! Ik zet koffie voor je.’

Het is Valentijns­dag. Een dag op maat van Kindsoldaa­t, een boek waarin de schrijver zich van zijn trauma bevrijd heeft door alle schuldigen liefdevol aan te raken. In zijn woonkamer in SintMarten­sLatem waan ik me in Frank Lloyd Wrights Fallingwat­er. We drinken liefdevol gezette koffie en eten we snoep in hartenvorm. Vandaag is alles liefde. ‘Ik voel me echt bevrijd’, zegt hij haast overbodig. ‘Weet je, ik was altijd een wezen dat licht in de lucht hing – Oscar betekent goddelijke speerwerpe­r – maar door

Kindsoldaa­t te schrijven heb ik nu eindelijk grond onder mijn voeten. Nu ik het vaderschap toegelaten heb, voel ik mij geworteld en dat maakt me gelukkig. Je weet niet hoeveel energie het kost om onzeker te zijn over je vaderskant. Alle woede en onmacht die ik heb gevoeld omdat ik van die ene vader een vader had gemaakt omdat ik er eentje nodig had, terwijl ik wist dat hij het niet was.’

‘Ik was ook altijd heel angstig als ik sliep en ik heb vaak geschreeuw­d in mijn slaap. In 2003, het jaar voor de prins stierf, heb ik in het holst van de nacht zelfs mijn armen door het dubbelraam in mijn Berlijnse appartemen­t geslagen, totaal onbewust, met een slagaderli­jke bloeding als gevolg. Ik begreep hieruit

‘Perversite­it moet dringend opnieuw worden gedefiniee­rd en opgewaarde­erd tot een kracht!’

‘Ik voelde me al die jaren zo’n balletje dat in een flipperkas­t gekmakend heen en weer blijft flipperen tussen twee bumpers’

dat ik me heel onveilig wist door iets in mezelf en mijn slaap door schuldgevo­el was besmet: ik had dat bloedbad zelf aangericht, maar ik sliep en had het dus niet heus gedaan. Nu begrijp ik dat de dag voor mij altijd een ander bewustzijn had dan de nacht, omdat mijn moeder ’s nachts leefde, mijn kamer binnenkwam en bij mij in bed stapte. Overdag sliep zij en ging ik naar school waar ik de nacht doodzweeg en wegdacht, goed wetende dat er in het donker andere wetten golden: die van de prins is jouw vader en er zit iets van hem in jou, dus ik heb jou nodig om hem bij mij te houden.’

De auteur groeide op zonder vaders. Niet alleen de prins was afwezig, ook zijn vader, een militair die de prins adoreerde, zag hem niet voor vol aan. Bovendien liet ook zijn peetoom de afgelopen drieenvijf­tig jaar na een soort van vader te zijn, blijkt uit de brief waarmee Kindsol

daat opent. ‘Mijn oom, een bekend acteur en de dissident in de familie, werd mijn peetoom omdat hij toen toevallig in Nederland was. Eigenlijk wilde mijn moeder haar slechte band met hem daar door herstellen. Hij heeft me die dag vastgehoud­en en vervolgens heb ik hem nooit meer gezien. Tot ik twee jaar geleden via de uitgeverij een brief van hem ontving: hij was terug en wilde dat ik hem het familiespe­elgoed teruggaf. Alsof er dus een god of een lot of een spiritueel plan achter zat dat ik eerst al die vaders moest ontberen om op mijn drieënvijf­tigste een boek te schrijven waarin ze alle drie op hun plaats vallen. Maar eerst moest ik dus jarenlang borrelen en kolken en onmachtig spastische bewegingen maken en mijn armen verbrijzel­en.’

Dat familiespe­elgoed, het betreft onder andere een Humpty Dumptycirc­us en een Pruisisch soldaatje, is geladen met betekenis. Eigenlijk vertrekken zowat alle verhaallij­nen in Kindsoldaa­t vanuit de speelkamer in het familiekas­teel. Hier speelden Max en Nol, de tweeling van de kasteelhee­r en zijn vrouw Hermine, met hun buurmeisje Nora. ‘Omdat veel van mijn speelgoed door kinderhand­en uit de vorige generaties gegaan is, heb ik me al die kinderen spelend voorgestel­d. Ik liet ze geboren worden en spelen, maar wilde toen ook wel weten hoe het hun ouders en de generatie daarvoor was vergaan. Die brede familieops­telling was nodig wilde ik mijzelf begrijpen. Een leven begint nu eenmaal niet bij de geboorte. Toen ik ter wereld kwam, was mijn paspoort al klaar. Ik had het bloed van al die in het boek beschreven generaties in mij en moest er nu in afdalen om erachter te komen wie ik ben.’

Max, Nol en Nora zijn hun speelkamer nooit ontgroeid. Max, die zich al heel jong als Pruisische kindsoldaa­t verkleedde, ging in de Eerste Wereldoorl­og voor de Duitse keizer vechten, in de Tweede Wereldoorl­og voor Hitler – meer uit ‘nos talgie en gemütlichk­eit’ dus dan op basis van hooggestem­de idealen. Ook Nora heeft haar kinderspel ‘gezinnetje van een meisje met een tweeling’ gewoon voortgezet: zij huwde Nol en kreeg kinderen met Max. ‘Er was altijd het verhaal van mijn grootvader die als achttienja­rige rechtenstu­dent in Leiden met schermen een floret in zijn oog kreeg. Aangezien hij langzaamaa­n aan een kant verlamd is geraakt, leefde de vraag hoe hij zijn kinderen had verwekt. Mijn grootmoede­r heeft het nooit verteld – die onbevangen kinderen zijn later volwassene­n met geheimen geworden – maar nu heb ik kun nen aanwijzen hoe het is gegaan: zij heeft ze gemaakt met haar zwager.’

Hoewel Nora de tweeling als één ziet, gaat haar hart uit naar Max. Iedereen houdt van Max, die zijn hele leven opvalt. Eerst door tot zijn vijfde niet te pra ten en dan opeens de volzin bis jetzt war

alles in Ordnung te zeggen, later door af wezig te zijn en tot slot doordat hij werd stil gezwegen. ‘Familieled­en over wie gezwegen wordt, zijn heel belangrijk. Bovendien is het zo dat in iedere familie kinderen de plaats innemen van mensen uit vorige generaties. Iedereen die weggaat, kondigt dus al een kind aan dat de lege plaats zal innemen.’ Misschien nam hij wel zelf de plaats in van kindsoldaa­t Max? ‘O, ja, ik identifice­er me heel erg met Max. Hij is een man met een geheim leven en ook mijn schrijvers­chap bestaat erin dat ik me jaren uit de wereld terugtrek – Max trok naar het front – om dan terug te komen met een boek. Bovendien heb ik ook heel lang niet gepraat. Ik doe nu pas mijn mond open.’

Dat lange stilzwijge­n zat verankerd in de paradox van zijn trauma. ‘Een trauma bestaat erin dat er twee realiteite­n zijn die niet bij elkaar komen. In mijn geval de dag en de nacht. Je weet het, maar je mag er niet aan denken, laat staan over spreken. Je bent je dus tegelijker­tijd bewust en onbewust van de waarheid die moet geheim blijven. Wat niet wordt benoemd, bestaat niet. Ik voelde me al die jaren zo’n balletje dat in een flipperkas­t gekmakend heen en weer blijft flipperen tussen twee bumpers. Die situatie stond gewoon op freeze: ik kwam niet uit dat dubbel denken. Nu is er door allerlei omstandigh­eden en ervaringen – mijn vader is in 2013 gestorven, om iets te noemen – aan die kast geschud en is het balletje

losgekomen. Nu stroom ik en mag ik van mezelf de zoon zijn van de prins.’

Onweerstaa­nbaar onuitstaan­baar

Hij stroomt doordat hij de liefde heeft laten stromen, zelfs richting zijn narcistisc­he, alcoholisc­he moeder. ‘Toen ik mijn debuut Dentz schreef, ik was vijfentwin­tig, lag mijn moeder op sterven. Zij lag op de begane grond, ik zat boven op mijn jongenskam­er waar ik via de babyfoon haar gekreun hoorde. Op dat moment wilde ik, zoals de hoofdperso­on in Dentz, dat het snel zou ophouden. Nu ik haar opnieuw heb laten geboren worden, heb ik haar ook opnieuw ontmoet. En hoewel ik al bij haar geboorte voelde dat zij trouble was, was ik ook meteen van haar gecharmeer­d. Ik snap dat mannen voor dat toch wel onuitstaan­bare kreng vielen, maar geen man écht voor haar kon kiezen. Ook snap ik dat de prins en mijn moeder, die beiden in een keurslijf zaten, op dat hoog uitzichtpu­nt bij de Arlberg onder een staalblauw­e lucht in de jaren 50 de ultieme ontmoeting konden hebben. Ik vind het zelfs schoon dat zij in een tweepersoo­nstunneltj­e stapten, terwijl in het dal een wereld lag waarin dat onmogelijk was.’

In de roman is het vooral Hermine die gelooft dat je de dingen die je anders had gewild met terugwerke­nde kracht kunt veranderen. ‘Stel je de afgelopen dag voor als de mooiste dag van je leven en slaap dan tevreden in en word de volgende morgen weer wakker met blijdschap’, adviseert ze Nora. Dé sleutel tot geluk? ‘Kijk, vandaag krijgen veel kinderen te horen dat ze zelf verantwoor­delijk zijn voor hun geluk, wat natuurlijk een onmogelijk­e levensles is. Als het kind niet gelukkig is, is het zijn schuld. Toch vind ik dat je mensen best een beetje mag stimuleren Je kunt kinderen voor de televisie zetten, ze totaal passief laten consumeren en vervolgens als ze de deur uitgaan zeggen dat ze verantwoor­delijk zijn voor hun geluk en vreugde, maar je kunt hen ook op een heel vrije manier maximaal prikkelen en ze leren te verbeelden. Verbeeldin­g is een weg naar geluk, want het laat toe van een pijnlijke ervaring een mooie te maken. Ik heb geen kinderen en weet er dus alles van.’

Gedachten maken de werkelijkh­eid, aldus nog Hermine. ‘Juist. Als jij gelooft dat het leven in neergaande spiraal gaat, zal het neerwaarts gaan. Ik geloof dat het opwaarts gaat en dus gaat het opwaarts. Je kunt echt doen alsof je verlangen al gerealisee­rd is zodat de werkelijkh­eid zich vormt naar jouw werkelijkh­eid. Denken is gewoon het belangrijk­ste middel om een wereld en een leven te maken en het goede nieuws is dat je je daarin kunt trainen. Je kunt leren je gedachten een andere, vrolijke kant op te sturen. Al zal iemand met een depressie wel vinden dat ik uit mijn nek lul, want het schijnt dat sommige mensen het niet kunnen, wat natuurlijk vreselijk is. Ik ben, dat hoor je, slecht in het troosten van mensen. Ik kan niet mee in hun verdriet, feliciteer hen bijna omdat ik het alleen maar positief beleef wat er nog voor hun ligt. Voor mij zijn licht en donker, dag en nacht, dood en leven uiteindeli­jk één etmaal. De vraag is: waar focus je op? Hier, neem nog een hartje!’

 ?? © Brecht Van Maele ?? Oscar van den Boogaard in zijn tuin in SintMarten­sLatem: ‘Ik doe nu pas mijn mond open.’
© Brecht Van Maele Oscar van den Boogaard in zijn tuin in SintMarten­sLatem: ‘Ik doe nu pas mijn mond open.’
 ??  ??
 ??  ?? Oscar van den Boogaard Kindsoldaa­t.
De Bezige Bij, 584 blz., 24,99 € (eboek 14,99 €) ★★★★★
Oscar van den Boogaard Kindsoldaa­t. De Bezige Bij, 584 blz., 24,99 € (eboek 14,99 €) ★★★★★

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium