Aardse microben kunnen leven rond Saturnus
Aardse diepzeemicroben kunnen in het lab overleven in een omgeving zoals die van de Saturnusmaan Enceladus.
Tot voor kort was Enceladus een obscuur maantje, een van de vijfenzestig rond Saturnus, maar het heeft zich in korte tijd opgewerkt tot aan de kop van de lijst met plaatsen in ons zonnestelsel waar leven mogelijk is. Mars is de bekendste plaats op die lijst, maar daar heeft men al lang en hard gezocht, voorlopig zonder resultaat. Van Mars denkt men trouwens eerder dat er ooit leven kan zijn geweest, toen daar nog vloeibaar water was. Maar dat is honderden miljoenen jaren geleden.
Een andere kandidaat is Europa, een maan van Jupiter. Die is bedekt door een gecraqueleerde ijskorst waaronder een vloeibare oceaan moet zitten. En waar vloeibaar water is, is er een kans op leven. Ook de Saturnusmaan Titan staat op het lijstje, maar daar regent het vloeibaar aardgas, en het vergt al heel bizarre wezens om daarin te kunnen leven. Maar met een chemie op basis van stikstofverbindingen zou het misschien niet onmogelijk zijn.
Enceladus kwam pas in 2006 in beeld, toen het ruimtetuig Cassini beelden doorstuurde van spuitende geisers op het oppervlak van het maantje. Intussen weten we dat die water, ijs, ammoniak en eenvoudige organische stoffen spuiten. Maar sindsdien is Cassini zonder brandstof gevallen en heeft hij zich vorige september op Saturnus te pletter laten vallen, precies om te voorkomen dat hij Enceladus zou kunnen besmetten met meegeglipt aards leven. Het betekent dat we op zijn minst het komende decennium geen nieuwe waarnemingen van ter plaatse meer zullen binnenkrijgen.
In zijn laatste dagen vloog Cassini nog door een van de damppluimen van zo’n geiser, en vond er waterstof in. Waterstof dient op aarde als energiebron voor de bizarre levensvormen rond de ‘hete spuiters’ op de oceaanbodem. Die eencellige organismen, ‘methanogene archaea’ in het jargon, gebruiken waterstof en CO2 voor hun levensverrichtingen, en produceren methaan als afvalproduct. Cassini vond ook methaan rond Enceladus. Er zijn ook geologische bronnen voor methaan, waar geen levende wezens aan te pas hoeven komen, maar een intrigerende vaststelling is het wel.
Simon Rittmann (Universiteit Wenen) en collega’s kweekten drie van die diepzeearchaea. Een ervan, Methanothermococcus okina
wensis, gedijde zelfs in aanwezigheid van gifstoffen als formaldehyde, ammoniak, alcohol en koolstofmonoxide – allemaal stoffen waarvan men vermoedt dat ze in de geisers te vinden zijn, maar waarvoor goede meetgegevens ontbreken. Het organisme produceerde volop methaan bij omstandigheden zoals die op Enceladus te verwachten zijn. In de praktijk: temperaturen tussen 0 en 90 graden, drukken tussen 40 en 100 keer de atmosferische druk op aarde (en vergelijkbaar met de diepzee), een sterk basische pH (ergens tussen zeepsop en ontstopper in), een zoutgehalte zoals in zee, en opborrelend waterstof.
Enceladus kwam pas in 2006 in beeld, toen het ruimtetuig Cassini beelden doorstuurde van spuitende geisers op het oppervlak van het maantje