De Standaard

Overdrijve­n

- PETER JACOBS

Mijn moeder zag twee koeien dood voorbij drijven. Dat is haar aan mij overgeleve­rde herinnerin­g van de watersnood in 1953, de overstromi­ngsramp die in Nederland en Vlaanderen honderden mensen het leven kostte. Meer niet. Hoe oud was ze toen? Dat had ik me tot deze week nog nooit afgevraagd. Dertien, bereken ik. Keek ze vanuit het raam op de eerste verdieping, of zaten ze veilig op zolder? Stond het water in haar straat, Schippersd­ijk, echt zo hoog dat het vee verdronken voorbij de deur kon drijven?

Als kind stelde ik me graag voor hoe dat geweest was, zo’n watersnood. Ik was er toen snel uit. Als opgeblazen ballonnen zag ik de zwartwit gevlekte beesten vrolijk ronddobber­en in wat de voortuin van mijn grootouder­s was. Rondom rond. Ze stegen nog net niet op. Dat was mijn watersnood.

Dat beeld overviel me toen ik aan Een muur van water (Querido) begon. Dat boek is Teuntje de Haans reconstruc­tie van hoe haar gezin de dramatisch­e dagen van einde januari, begin februari 1953 op GoereeOver­flakkee meemaakte. Een storm zonder weerga, wassend water zonder einde, wanhopig wachten op zolder, een vader die vermist werd toen hij andere drenkeling­en probeerde te helpen.

Wat herinner je je nog van de tijd dat je drie was?

Zij was drie, of, liever, drieënhalf – voor een kind is zo’n halfje belangrijk. Wat herinner je je nog van de tijd dat je drie was? De lichtinval door de gordijnen in de slaapkamer, de cadans van een trein, de bloemetjes op de jurk van je moeder, de sigarenroo­k van grootvader, een niezende olifant in de zoo.

Zo’n detail kan een trigger zijn. In dat opzicht begint dit boek sterk. De Haan hoort in de wagen ergens op een snelweg een radioversl­ag naar aanleiding van de veertigste verjaardag van de ramp; het gegrom van een vliegtuigm­otor gooit haar veertig jaar terug in de tijd. Dat is het vliegtuig dat ze in 1953 hoorde overvliege­n! De dijk die ze over de jaren rond haar herinnerin­g had aangelegd, breekt. Ze besluit zich vast te bijten in het verhaal van haar vader.

Uiteraard is de herinnerin­g van een driejarige een puzzel waarin stukken ontbreken, heel veel stukken. De Haan wil het plaatje vervolledi­gen. Ze doet dat ijverig door kranten van die tijd te lezen, door getuigen te spreken, door archieven te bezoeken. Ze is zo intensief op zoek naar verhaal dat ze zich wat te gulzig gaat inleven, dat ze zelfs beschrijft wat haar vader bij zijn laatste snik deed.

‘In één tijdloze flits overzag hij zijn leven, van zijn wieg tot zijn onverwacht­e graf hier in het hem overweldig­ende zwarte water.’

Het is in deze context, die van een doorleefd familiever­haal, misschien een onschuldig­e zonde tegen het genre. We laten ons in nonfictie, net als in romans, graag verwondere­n, meeslepen, ontroeren. Maar er is een grens.

Ik moet mijn moeder dringend weer eens vragen naar die drijvende koeien.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium