De Standaard

HET EINDE

In deze reeks blikken schrijvers vooruit op het grootste aller mysteries: de dood. Zien ze hun eigen sterfscène al voor zich? Vertrekken ze met de pen in de vuist?

-

‘Ik heb me de afgelopen jaren ondergedom­peld in de dood: hij is niet alleen het onderwerp van het laatste essay uit Melancholi­e van de onrust, maar ook van mijn nieuwe roman Rivieren keren nooit terug. Het is een onderwerp dat heel dichtbij komt. Altijd. In de filosofie speelt het al sinds de oudheid een grote rol, misschien juist omdat de dood datgene is wat we niet kunnen denken; eigenlijk valt hij samen met het ondenkbare. Wellicht heeft bijna elke filosoof er daarom over geschreven. Want de dood blijft een mysterie: we kunnen hem niet ontmoeten, niet leren kennen. Epicurus zei het al: “Als de dood er is, ben ik er niet – en als ik er ben, is de dood er niet’’.’

‘Epicurus is de filosoof van het hedonisme, dus je zou dat citaat vrolijk kunnen lezen, alsof de dood er niet toe doet in onze levens. Maar die vlieger gaat niet op, althans niet voor de mens. Wellicht klopt het wel voor de meeste andere levende wezens: de dood overvalt hen. Maar wij, met onze cognitieve vermogens en onze verbeeldin­gskracht, gaan ons de dood indenken en erop anticipere­n. Of het nu een angst is of een nieuwsgier­igheid, iets wat we vooral willen vermijden of iets dat verlossing zou kunnen brengen, de meeste mensen zijn er tijdens hun leven al mee bezig. Onze houding tegenover ons einde is bijna net zo veelzijdig als de mensheid zelf. Maar hoe we het ook bekijken, we dragen hem allemaal met ons mee; het heeft geen zin om te doen alsof dat niet zo is. De dood zit in het leven zoals het klokhuis in de appel.’

‘De westerse filosofie is dol op de dood; Hannah Arendt spreekt zelfs van een obsessie met mortalitei­t, terwijl de nataliteit totaal geïgnoreer­d wordt, hoewel de geboorte net zo wonderbaar­lijk is. Want de mens wordt niet alleen als levend wezen geboren, maar ook als mogelijkhe­id tot veranderin­g: hij is in staat iets nieuws te scheppen, en wordt daarmee, in het denken van Arendt, telkens opnieuw geboren. Onze fascinatie voor de dood is begrijpeli­jk, maar ze zou gecompense­erd moeten worden met een gedachte van nataliteit.’

‘Uitzonderl­ijk is ook dat we als mens de dood over onszelf kunnen afroepen. Voor Albert Camus was de zelfmoord de meest fundamente­le vraag van de filosofie: Wat maakt het de moeite om in leven te blijven? Waarom zou je al die teleurstel­lingen en pijn verwerken? Dan moet je wel geloven aan de nataliteit, en denken: als ik doorzet, wordt het beter, of voor mijn geliefde, of voor de nieuwe generatie of voor mijzelf. Daarom zegt Camus dat we ons Sisyphus gelukkig moeten voorstelle­n: elke dag opnieuw die steen die berg opsleuren en hem dan weer naar beneden zien rollen, dat is de uitdaging. Weer een boek schrijven, weer een huwelijk, weer een huis. En maar hopen dat het dit keer allemaal net iets beter wordt.’

‘Zonder de dood zou de ellende pas goed beginnen. Akkoord, soms slaat hij te vroeg toe en dan kan dat onrechtvaa­rdig aanvoelen; de dood volgt niet bepaald de wetten van de eerlijkhei­d. En hoe onvoorspel­baarder hij zijn slachtoffe­r kiest, als een kind sterft bijvoorbee­ld, hoe groter ons gevoel van machteloos­heid. Maar onfatsoenl­ijk is de dood niet. Dat is een moreel oordeel, alsof hij zich niet netjes gedraagt. Al kan ik me wel voorstelle­n dat je boos wordt, of erdoor van je geloof valt. Daarom probeerde Paulus ons net daarmee tot God te bekeren. De meeste religies zijn op doodsangst gebouwd: het is een te groot en duister niets dat ons wacht. Dan liever geloven in een hemel. Of, in onze tijd, contrapunt­en verzamelen, want met verzet kom je nergens, net als met cynisme, nihilisme of ironie. We moeten het meer zoeken aan de kant van de hoop: bij de nataliteit, in het geloof dat je wellicht iets kunt betekenen in deze wereld.’

‘Zelf wil ik graag tijd voor een afscheid. Van mijn dochter, mijn zoon, mijn geliefde, mijn vrienden. Dat is vast heel moeilijk, maar plotseling weggerukt worden kan ik me helemaal niet voorstelle­n. In Melancholi­e van de onrust bespreek ik via Freud het verschil tussen een gezond en een mislukt rouwproces dat doorslaat in pathologis­che melancholi­e, net omdat er geen afscheid is geweest. Op een congres over utopie en onderwijs leerde ik een jonge docent Nederlands kennen: Laurens van der Graaff. Nog geen maand later kwam die jongen om bij de crash van vlucht MH17. Toen ik nadien een lezing gaf op zijn school, met zijn ouders op de eerste rij, zei zijn vader: “Wat het zo moeilijk maakte, was het missen van zijn dood”. Uit die gedachte groeide mijn roman.’

‘Gelukkig zie je tegenwoord­ig veel initiatiev­en voor een vaardiger omgang met de dood, want daar waren we in het Westen erg slecht in geworden. We stonden met lege handen, zonder kerk, priester of ritueel, de dood aan te gapen. Terwijl het nodig is waardig afscheid te nemen, met poëzie en muziek, want dat raakt altijd de ziel. Hoe precies laat ik aan anderen over; anders worden mijn naasten de uitvoerder­s van mijn begrafenis. Dat is ook een kwestie van vertrouwen: je moet je eraan overgeven. Dan word je als dode nog een keer verrast met een nummer dat je zelf nooit had gekozen! Ik krijg er al helemaal zin in, nu ik er zo over praat.’

‘De dood zit in het leven zoals het klokhuis in de appel’

Opgetekend door Gaea Schoeters

 ?? © JeRoen Murré ??
© JeRoen Murré

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium