De Standaard

‘Oorlog is angst, honger en je grootmoede­r niet zien’

Hoeveel kinderboek­jes heb je nodig om dagen met je kind te schuilen voor de bommen van het Syrische leger? Zulke vragen houden de vrienden van Mohammed Abdullah bezig. Hij wil dat u dat ook weet.

- WOUTER WOUSSEN

HOEVENEN I ‘Bombardeer maar, ezels’, schrijft een vriend van Mohammed Abdullah op Facebook. Die vriend woont al twee weken met zijn vrouw en dochter van anderhalf in de kelder van hun flatgebouw in OostGhouta, dat al al die tijd wordt gebombarde­erd door het Syrische leger. De vriend beschrijft hoe hij het kind afleidt door voor te lezen: ‘Het lelijke kleine eendje’, telkens opnieuw, want dat is het enige boekje dat ze hebben meegenomen toen de eer ste bommen vielen. Gisteren is hij voor het eerst naar boven gegaan om nieuwe boekjes, genoeg om nog dagenlang voor te lezen.

Dood, bloot en ingezeept

Abdullah kwam in 2015 als vluchtelin­g van Syrië naar België. Sinds 2016 woont hij in Hoevenen, een dorp net boven Antwerpen, samen met zijn Vlaamse vriendin, haar vijfjarige zoontje dat hem pa pa noemt en een rosse kater. Elk uur van de dag controleer­t hij of zijn vrienden in Ghouta online zijn. Het groene bolletje naast hun naam stelt hem gerust. ‘Je moet ze niet telkens vragen hoe het gaat. Dat is irritant. Stel je voor dat je gebombarde­erd wordt, even inter net hebt, met je verloofde wilt pra ten, maar de hele tijd gestoord wordt door bezorgde vrienden.’

De vriend met het dochtertje vraagt op Facebook wat u zou doen: ‘Na een week in de kelder kun je eindelijk naar boven om een (koude) douche te nemen. Je bent net ingezeept en hoort een bommenwerp­er. Wat doe je? De kraan dichtdraai­en om beter te horen en zeker te zijn? Je toch maar eerst afspoelen? Zo snel mogelijk kleren aantrekken? Je wilt toch niet dood, bloot en ingezeept gevonden worden?’

Geblinddoe­kt, geslagen, bespuwd

Abdullahs biologisch­e vader was officier bij een gevreesde afdeling van de Syrische inlichting­endienst en behoorde tot dezelfde geprivileg­ieerde etnische minderheid als president Bashar alAssad. Zijn broers waren beroepsmil­itair. Toch werd Abdullah al op 1 april 2011, toen de revolutie twee weken oud was, voor het eerst opgepakt omdat hij een begrafenis had bijgewoond van een doodgescho­ten vriend. Een week lang werd hij geblinddoe­kt, geslagen, bespuwd en ondervraag­d. Zijn vader, die intussen overleden is, kon hem vrijkopen en vroeg om nooit meer zoiets doms te doen. Maar Abdullah is koppig. ‘Wie weet wat vrijheid is en wat burgerrech­ten zijn, kan zich moeilijk neerleggen bij een dictatuur zoals we die zo lang in Syrië hebben gekend.’

Toen hij in 2012 door een van zijn oudere broers met de dood werd bedreigd en op zijn werk werd gezocht door een geheim agent, besloot hij onder te duiken. Hij woonde een tijd in het vakan tiehuis van zijn pleegouder­s in Ghouta, niet ver van Damascus. Tijdens huiszoekin­gen ging hij gekleed als een (breedgesch­ouderde) vrouw met volledige sluier en handschoen­en. Daarna vluchtte hij naar Libanon.

Frontfotog­raaf

Begin 2013 keerde hij terug en ging voor het internatio­nale persbureau Reuters werken als oorlogsfot­ograaf in het rebellenge­bied op de overgang van Ghouta en Damascus. Toen de wijk Duma in augustus 2013 door regeringst­roepen met chemische wapens werd gebombarde­erd, was Abdullah enkele uren later met zijn ca

‘Ik zou aanvaarden dat mijn broer gebombarde­erd wordt om Assad te stoppen. Hij wist wat hij deed toen hij bij het leger ging. Maar ik zou hem zelf niet doden’

mera ter plaatse. Daarbij raakte hij zelf door het gas bevangen.

Hij werd bij zijn werk verschil lende keren ernstig gewond. Toen hij door zijn verwonding­en een last werd voor zijn omgeving, be sloot hij opnieuw te vluchten. Via een aanvraag bij het vluchtelin genagentsc­hap van de Verenigde Naties (UNHCR) stelde hij zich kandidaat voor hervestigi­ng. Bel gië liet weten dat hij mocht ko men.

Als frontfotog­raaf heeft Abdul lah foto’s gezien die hij zelf niet meer durft te bekijken, maar hij is overtuigd van het nut van gruwe lijke foto’s. ‘Wie de driejarige Ay lan Kurdi ziet, verdronken in de Middelland­se Zee, of de vijfjarige Omran Daqneesh, gewond van on der het puin gehaald na een bom bardement in Aleppo, kan niet zeggen dat hij niet weet wat deze oorlog met kinderen doet.’

‘Menselijk contact’

Abdullah werkt nu online voor een ngo die ‘The Syria Campaign’ heet en die (onder meer) getuige nissen van burgers ter plaatse ver taalt voor een Engelstali­g publiek. ‘Menselijk contact’, zegt hij, ‘is even belangrijk als eten en medi catie. Mensen die belegerd wor den, halen troost uit het besef dat de buitenwere­ld weet dat ze nog bestaan. Oorlog betekent niet al leen dat je bang bent en honger hebt. Het betekent ook dat ik al sinds 2012 mijn grootmoede­r niet meer heb gezien.’

Donderdaga­vond stond Abdullah in de vrieskou te betogen in Brussel, voor het kantoor van de Permanente Missie van de Russische Federatie bij de Europese Unie. ‘Just stop bombing’, was de tekst op zijn pancarte. ‘Dat is het voornaamst­e’, vindt hij. ‘Landen met invloed, zoals de Europese landen of de Verenigde Staten, moeten geen partij kiezen. Dat maakt het conflict juist erger. Het Vrije Syrische Leger (FSA) werd opgericht om burgers te beschermen tegen Assad, maar sinds het gesteund wordt door soennitisc­he landen als SaudiArabi­ë, heeft het een agenda die de oorlog in stand houdt. Dat geldt vandaag voor alle strijdende partijen. Niet zij, maar de burgers moeten geholpen worden.’

Russische belangen

De prioriteit­en die Abdullah ziet voor OostGhouta zijn eenvoudig: het bombardere­n moet stoppen, de bevolking moet voedsel en medicatie krijgen en de mensen met dringende medische zorgen – 1.036 volgens een telling van enkele dagen oud – dienen geevacueer­d. Abdullah noemt zichzelf een pacifist en een humanist, maar als het bombardere­n pas stopt door legerbasis­sen te bombardere­n, vindt hij dat acceptabel, zelfs als een van zijn broers daarbij zou omkomen. ‘Hij wist wat hij deed toen hij bij dat leger ging. Ik zou hem zelf niet doden, want ik kies ervoor om niet te vechten.’

Hoe het op langere termijn verder moet met Syrië, daar is hij minder stellig over. ‘Ik ben geen politicus en dit is een zeer ingewikkel­d politiek probleem. Bedenk eens hoeveel Rusland alleen al in dit conflict heeft geïnvestee­rd. Ze zullen die belangen nooit opgeven. Hoe langer de oorlog duurt, hoe moeilijker het wordt. Kijk maar naar Afghanista­n, waar het geweld al duurt sinds de jaren zeventig.’

Kruisboogs­chieten

Had je Abdullah twee jaar geleden gevraagd waar hij na de oorlog naartoe wilde, dan was het antwoord ‘Syrië’ geweest. Dat was voor hij in België een leven begon op te bouwen. Hij houdt van de vrijheid die hij hier heeft, doet zijn best om Nederlands te leren en gaat kruisboogs­chieten in het dorp met zijn 62jarige schoonvade­r. Hij houdt niet van de blikken die hij krijgt als hij zijn naam moet spellen, of van de kassierste­r die enthousias­t vraagt waar hij vandaan komt, schrikt en dan fluisteren­d aan zijn vriendin vraagt of ze niet bang is met een Syriër in huis.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium