De Standaard

‘Alleen de intelligen­tie van de mens belet dat alles uiteenvalt’

Steven Pinker is een onverbeter­lijke maar geen blinde optimist. Eerder betoogde hij, cijfers in de hand, dat we in de veiligste aller tijden leven. Zijn nieuwe boek prijst de mens als baken van Verlichtin­g in een onverschil­lig universum.

- JOHN PAUL O’MALLEY

Steven Pinker is een wereldauto­ri teit in het domein van taal en de geest, met boeken als Ons betere ik, De stof van het denken en Het taalinstin­ct. De laatste keer dat ik hem sprak, was in Londen, zes jaar ge leden. Ons betere ik was toen net versche nen. Net als zijn nieuwe boek was het een pleidooi voor optimisme, gedocumen teerd met een overvloed aan historisch­e gegevens. Pinker verklaarde dat we in de veiligste aller tijden leefden en dat geweld in het tweede decennium van de 21ste eeuw minder voordeel oplevert dan op enig ander ogenblik in de geschieden­is van de mens.

De Johnstone Family Professor of Psy chology aan Harvard University schreef nu Enlightenm­ent now. The case for scien ce, reason, humanism and progress. De centrale stelling van het boek is dat de mens met zijn gaven van rede en medege voel de problemen kan oplossen waarmee hij als product van de evolutie in een on verschilli­g universum onvermijde­lijk wordt geconfront­eerd. Het lijvige werk tracht ook de idealen van een progressie­ve intellectu­ele beweging uit het West Europa van de achttiende eeuw te herfor muleren, om ze relevant te maken en te verzoenen met concepten van onze tijd.

Hoe definieert u de Verlichtin­g?

‘De Verlichtin­g omvat vier thema’s: re de, humanisme, wetenschap en vooruit gang. Het idee is dat we kennis verwerven over de manier waarop de wereld en de mens werken, dat we een wetenschap van de menselijke aard ontwikkele­n en het welzijn van de mens verbeteren. Dat wel zijn kun je definiëren als gezondheid, ge luk, een lang leven, kennis, het zoeken naar schoonheid en sociale banden.’

Is angst een kleine prijs om voor vooruit gang te betalen?

‘We weten dat we angstiger worden wanneer we de verantwoor­delijkhede­n van de volwassenh­eid opnemen. Er zijn gegevens die aantonen dat de angst van de Amerikanen van de jaren 1950 tot 1990 is toegenomen, om daarna min of meer te nivelleren. Maar een deel van die angst komt voort uit problemen die hun voor ouders als normaal beschouwde­n, zoals pollutie, oorlog, ongelijkhe­id en armoe de. Nu wij als soort volwassen worden en die last op ons nemen, is het normaal dat we angstiger worden.’

We tillen volgens u te zwaar aan ongelijkhe­id in de maatschapp­ij. Waarom?

‘Ondanks alle obsessies met ongelijkhe­id in het voorbije decennium is ze echt geen fundamente­le dimensie van het menselijke welzijn. Als Bill Gates een huis heeft dat dertig keer groter is dan het mij ne, heeft dat geen weerslag op hoe ik leef. Behalve als je veronderst­elt dat er een vaste pot geld is en dat de één automatisc­h minder krijgt als de ander meer heeft. We weten uit de groei van het bbp dat de hoeveelhei­d rijkdom heel elastisch is in de tijd. En dat rijkdom geen zero sum game is. Bovendien is niet de ongelijkhe­id moreel belangrijk, wel de armoede: het gaat erom hoe goed de mensen onderaan de piramide het hebben. De kloof tussen de top en de basis is minder belangrijk dan veel mensen beweren. Je kinderen zien overleven, vakantie kunnen nemen, van de wereldcult­uur kunnen proeven, redelijk gezond zijn, dat zijn de belang rijkste rijkdommen van de wereld. Of ie dereen evenveel heeft, is bijkomstig.’

Maar ongelijkhe­id schept toch problemen? Het zou naïef zijn om dat te ontkennen.

‘Natuurlijk zijn er problemen. Armoede is er daar een van. Onrechtvaa­rdigheid ook. Ongelijke maatschapp­ijen zijn maat schappijen waarin de rijken te veel macht hebben. Maar het echte probleem is hoe je het democratis­che systeem intact houdt en voorkomt dat de rijken te veel invloed krijgen.’

Volgens academici als Thomas Piketty en wijlen Tony Atkinson schept ongelijkhe­id maatschapp­elijke problemen. Vergissen ze zich?

‘Ja, want ongelijkhe­id is geen dimensie van het menselijke welzijn, niet zoals leven en gezondheid. Het komt erop aan dat mensen genoeg hebben, niet even veel. Dat laatste zou slechts relevant zijn als een samenlevin­g een eindige hoeveelhei­d rijkdom zou bezitten, zodat de welvaart van de één ten koste van die van de ander gaat. Maar dat is niet zo. De grootste economisch­e gelijkmake­rs zijn grootschal­ige oorlogen, gewelddadi­ge revoluties, staten die instorten, pandemieën – geen dingen waar een humanist op hoopt. Dit is niet bedoeld als argument tegen sociale uitgaven voor de armen die door inkomens of weeldebela­stingen worden gefinancie­rd, maar die uitgaven moeten bedoeld zijn om de basis rijker te maken, niet om de top te verarmen. Daarnaast mogen rijkere mensen geen kans krijgen om onevenredi­g veel politieke macht te verwerven. Maar dat geldt net zo goed voor wie een beetje als voor wie heel véél rijker is dan de rest. In mijn boek weerleg ik nog andere beweringen over ongelijkhe­id, bijvoorbee­ld dat mensen een inherente afkeer van ongelijkhe­id zouden hebben (die hebben ze wel van onrechtvaa­rdigheid) of dat sociale en psychologi sche disfunctie­s de schuld van ongelijk heid zouden zijn (dat zijn ze wel van ar moede).’

U gaat in uw boek tegen de gangbare wijs heid in door aan te tonen dat de wereld vandaag meer hulpbronne­n heeft dan in 1960. Waarom is er dan zoveel paniek over olie en andere grondstoff­en?

‘Veel van de milieupani­ek van de voor bije vijftig jaar komt voort uit een men taal model waarin mensen denken dat er een gegeven hoeveelhei­d hulpbronne­n bestaat die wij tegen een constant tempo verbruiken, zodat ze vroeg of laat op zullen zijn. Dat denken gaat uit van de veronderst­elling dat we in een crisis zullen komen omdat er niets meer over is. Dat is niet gebeurd met de olie, het voorwerp van de meeste paniek. Als de gemakkelij­kst te exploitere­n voorraden van een grondstof opgebruikt raken, wordt het steeds duurder om bij de rest te kunnen. Dat zet de producente­n aan om betere manieren te vinden om grondstoff­en te winnen, te recycleren en er minder van te gebruiken. En de economie past zich aan de beschikbaa­rheid en de uitputting van haar bronnen aan. Daardoor raken de bronnen nooit uitgeput.’

U legt ook uit dat samenlevin­gen niet alleen hulpbronne­n nodig hebben.

‘Mensen hebben ideeën nodig, niet alleen bronnen. En ideeën maken deel uit van een oneindig universum van mogelijkhe­den dat nooit uitgeput raakt. Mensen moeten hun huis kunnen verwarmen, zich verplaatse­n, dingen maken, zich voeden en kleden. Hoe ze dat doen, hangt af van hun vernuft.’

Waarom legt u in uw beoordelin­g van de vooruitgan­g van een samenlevin­g zoveel nadruk op het bruto binnenland­s product (bbp)?

‘Het bbp is een grove maatstaf van de welvaart van een samenlevin­g, maar het is nog altijd de beste die we hebben. De vraag is niet waarom het bbp de beste index van de welvaart is, maar waarom welvaart zo sterk correleert met zoveel andere goede dingen van het leven. Voor andere dimensies van het welzijn, zoals onderwijs, een lang leven, gezondheid, veiligheid en geluk, hebben we betere metingen, zoals de index van de menselijke ontwikkeli­ng. Kwantitati­eve metingen zijn lomp, maar beter dan helemaal geen metingen. Want zonder gegevens kun je nooit woorden als beter, slechter, vooruitgan­g of achteruitg­ang gebruiken.’

‘Ongelijkhe­id wordt overroepen. Als Bill Gates een huis heeft dat dertig keer groter is dan het mijne, heeft dat geen weerslag op hoe ik leef’

Veel mensen zijn het niet met u eens. Ze verwijzen naar zaken die niet te kwantifice­ren zijn. Denk aan de uitspraak van Bobby Kennedy: ‘Het bruto binnenland­s product meet alles, behalve de dingen die het leven de moeite waard maken.’

‘Dat was kinderacht­ig van Kennedy. Dit zijn dingen die het leven de moeite waard maken: scholen, ziekenhuiz­en, geneeskund­e, riolering, kunstmest die honger voorkomt, tractoren die kinderen van landarbeid bevrijden, elektrisch­e toestellen die vrouwen uit de keuken bevrijden, schone energie. Het kost allemaal geld. In rijke landen als Denemarken is het leven echt wel beter dan in arme landen als Afghanista­n. De mensen zijn daar niet alleen gezonder en hebben niet alleen meer comfort, maar zijn gemiddeld ook toleranter en democratis­cher. Er is meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen, de mensen zijn milieubewu­ster en gelukki ger. Mensen in rijke landen die neerkij ken op het verlangen naar welvaart van mensen in arme landen, zijn arrogant en harteloos.’

U beweert dat welvarende landen aan de toekomstig­e generaties denken en bezig zijn met waarden als zelfexpres­sie, vrijheid en ontplooiin­g.

‘Juist. Met welvaart koop je ook dingen als een goed bestuur dat voor gezondheid­szorg en onderwijs en veiligheid kan zorgen. Een rijk land kan zich niet alleen een betere gezondheid­szorg en meer scholen veroorlove­n, maar ook veel van de technologi­sche voordelen die de schade aan het milieu beperken. Met geld kun je vrijwel alles kopen, en dus ook de goede dingen van het leven. Rijke samenlevin­gen – hoe je die rijkdom ook meet – zijn bovendien beter opgeleid, vrijer, meer betrokken bij het milieu, democratis­cher en minder oorlogszuc­htig.’

Hoe kunt u dat laatste argument rijmen met het feit dat een welvarend land als het Verenigd Koninkrijk sinds 1914 bijna elk jaar bij conflicten betrokken is geweest?

‘Dat is precies als vragen om de klimaatopw­arming te rijmen met het feit dat het gisteren gesneeuwd heeft. Veralgemen­ingen over maatschapp­ijen zijn statistisc­h, ze gelden niet voor elk individuee­l geval. Grootmacht­en als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zijn vaker dan andere landen bij conflicten tussen staten betrokken, maar de meeste rijke maatschapp­ijen zijn geen grootmacht­en. De veralgemen­ing geldt trouwens vooral voor burgeroorl­ogen, het belangrijk­ste type oorlog van onze tijd. Het Verenigd Koninkrijk heeft sinds 1745 geen burgeroorl­og gekend.’ ‘De risico’s van kernenergi­e zijn buitengewo­on klein in vergelijki­ng met de schade die het verbranden van olie en steenkool aanricht’

Toch is de welvaart van het Verenigd Koninkrijk voor een stuk te danken aan de productie en verkoop van wapens die in conflicten worden gebruikt. Wat betekent ‘minder oorlogszuc­htig’ in die context nog?

‘“Minder oorlogszuc­htig” betekent “minder oorlogszuc­htig”, niet “geen wapens maken”. Wapens beginnen geen oorlogen. Italië, Frankrijk, China, Duitsland en Spanje behoren vandaag tot de grootste wapenfabri­kanten van de planeet, maar ze zijn niet in oorlog.’

U noemt de traditione­le tegenstell­ing tus

sen links en rechts in het politieke debat intellectu­eel beperkend. Waarom?

‘Die eeuwige verdeeldhe­id is betreurens­waardig en in onze cultuur neemt ze toe. Uit experiment­en is gebleken dat mensen die zich voor een linkse of een rechtse ideologie engageren zo graag informatie willen lezen die hun overtuigin­g bevestigt, dat ze domme rekenfoute­n maken wanneer ze een tabel met cijfers over een gepolitise­erd onderwerp zoals wapenbehee­rsing lezen. We zien dat ook meer en meer in de debatten over allerlei andere politieke en sociale thema’s.’

Maar kan iemand echt politieke beslissing­en nemen los van elke ideologie? Is het niet gevaarlijk als mensen dat denken?

‘Ik weet niet goed wat “los van elke ideologie” zou betekenen. Alle beslissing­en moeten natuurlijk bepaalde waarden dienen (zoals de bevorderin­g van het welzijn van de mens), maar een ideologie behelst overtuigin­gen over de wereld die niet van bewijzen vertrekken maar afgeleid zijn uit een theorie. Het grote gevaar van op een ideologie gebaseerde politieke beslissing­en is dan ook dat het beleid het gewenste doel niet zal bereiken.’

De islam heeft volgens u ingrijpend­e hervorming­en nodig om voeling te krijgen met de idealen van de Verlichtin­g. Is dat niet kwetsend voor veel moslims?

‘Moslims moeten niet meer gekwetst zijn dan christenen gekwetst waren toen bepaalde repressiev­e praktijken van het christendo­m aan hervorming toe waren. Nog maar enkele eeuwen geleden ver brandden de christenen ketters en martelden ze joden opdat ze zich zouden bekeren. Als je kritiek had op die praktijken, dan was je geen racist, je was een humanist. Dezelfde regels gelden vandaag: de islam is geen ras of etniciteit. Godsdienst­en zijn gewoon ideeën, ze hebben geen rechten. Je mag dus net zo goed kritiek hebben op een godsdienst als op bijvoorbee­ld het neoliberal­isme.’

Uw boek is optimistis­ch over de toekomst van de mensheid. Maar waar ziet u mogelijke gevaren of problemen?

‘De klimaatver­andering en kernoorlog zijn de twee grootste gevaren voor de mensheid. Maar we kunnen die uitdaginge­n aan. Er bestaan oplossinge­n. En we kunnen nog betere oplossinge­n vinden en ze in de praktijk brengen.’

U schrijft dat de dreiging van een kernoorlog al tientallen jaren afneemt …

‘Sinds Hiroshima en Nagasaki in 1945 zijn er geen atoombomme­n meer gebruikt. Het aantal kernwapens is met 85 procent afgenomen sinds de piek in de jaren 1980. Er zijn voorstelle­n om ze volledig te elimineren. Wij zullen dat niet meer meemaken, maar het is niet uitgeslote­n dat het over een eeuw kan gebeuren, als de argumenten aanslaan.’

Entropie is de eerste stap om het menszijn te begrijpen, zegt u. Wat bedoelt u daarmee?

‘Het is het besef dat dingen op veel meer manieren wanordelij­k kunnen zijn dan ordelijk. De wetten van de waarschijn­lijkheid zeggen dat alle systemen naar wanorde neigen. Dat betekent dat alleen de energie en de intelligen­tie van de mens beletten dat alles uiteenvalt. Armoede, onwetendhe­id en chaos zijn natuurlijk­e toestanden. We hoeven niet te verklaren waarom dingen fout gaan, want volgens de wetten van de waarschijn­lijkheid gaat alles vanzelf fout. We moeten ons inspannen om de dingen goed te doen verlopen.’

Waarom denkt u dat de menswetens­chappen de exacte wetenschap­pen aanvallen? Het is een thema dat als een rode draad door dit boek loopt.

‘In het afgelopen decennium zijn de exacte wetenschap­pen keer op keer onder vuur genomen door academici uit de menswetens­chappen. Ze verzetten zich tegen de toepassing van wetenschap­pelijke methoden of ideeën op de kunst, de literatuur, de muziek, de filosofie. Maar ik wil met dit boek tonen dat de wereld – dat de mens – begrijpeli­jk is. Dat je overtuigin­gen empirisch op de proef moet stellen in plaats van ze uit ideologieë­n af te leiden. Dat de wetenschap het welzijn van de mens kan verbeteren en dat ook heeft gedaan. Maar toch minachten veel geleerden die ideeën. De geschieden­is sinds de Verlichtin­g heeft aangetoond dat de rede en de waarden van de wetenschap het menselijke welzijn enorm hebben bevorderd.’

U noemt kernenergi­e een progressie­ve en veilige vorm van energie. Zijn er dan geen gevaren?

‘Het ergste ongeval met een kerncentra­le was de ramp van Tsjernobyl, in 1986. Ze was de schuld van operatoren uit het Sovjettijd­perk die de veiligheid roekeloos verwaarloo­sden. In werkelijkh­eid is het risico van ongevallen of meer kankers buitengewo­on klein in vergelijki­ng met de schade die het verbranden van olie en steenkool aanricht, en die schade aanvaarden we. Fukushima in 2011 was een andere beruchte kernramp. Maar het ongeval in de centrale zelf heeft geen enkel mensenleve­n gekost. De slachtoffe­rs waren het gevolg van een slecht geplande evacuatie van de omgeving.’

‘Geen enkele technologi­e is volledig veilig, maar steenkool en olie zijn enorm gevaarlijk: je moet ze diep uit de bodem halen, mensen verbranden ze en ze voorzaken pollutie. Daar moeten we rekening mee houden als we over onze energiebro­nnen nadenken. Het zou fantastisc­h zijn als zon en wind in alle energiebeh­oeften van de wereld konden voorzien. Maar ik heb nog geen enkele analyse gezien die aangeeft dat het kan.’

‘Wapens beginnen geen oorlogen. Italië, Frankrijk, China, Duitsland en Spanje zijn bij de grootste wapenfabri­kanten, maar ze zijn niet in oorlog’

 ?? © Rhonald Blommestij­n ??
© Rhonald Blommestij­n

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium